‘Volg jij me als ik het bos in ga?’, vraag ik Marcel. Hij weet dat mijn
angst voor enge mannen nog heel actueel is.
‘Nee, ik blijf thuis.’
‘Je vindt het zeker te winderig.’
‘Ja en koud, saai en zonloos. Waar blijft die zon?’ Die vraag wordt een
levensvraag. Kom maar door zon!
‘Je hebt als altijd gelijk, het weer is boring’, erken ik, waarop de mond van manlief in de ik-heb-altijd-gelijk-stand
beweegt.
‘Ik heb toch altijd gelijk?’
‘Uhu…’ hum ik. Nu denkt hij dat ik hem gelijk geef.
Spelbreker
De waarheid
is dat ik de wind werkelijk een vieze spelbreker vindt. De temperatuur is heerlijk
voor deze tijd van het jaar. Het is lente, hoera! Ik hang straks de bloesem
buiten, eerst mijn wandelshoes aantrekken.
Al veterstrikkend bedenk ik dat meneer een smoesjesmaker is. Het zijn niet
de weersomstandigheden die hem binnen houden. Mijn man is veel, maar geen
watje. Zoals het bij mij altijd om één ding gaat, mijn haar, zo telt zijn haar
voor hem. Zijn haren zijn geteld, maar niet door mij.
Kroelen
Nou niet
gelijk denken dat hij weer kaler werd. Zeker niet, zijn losharigheid staat stil.
Geen tranen meer om verloren haren. Waarom de wind dan toch een geduchte vijand
is? Nou, net zoals mijn hand door zijn haren een vijand is.
‘Dat is niet fijn,’ zegt Marcel. Ik trek mijn hand terug.
Hij bedoelt: pas op mijn haar! Terwijl ik andersom bijna smeek of hij lekker
op mijn koppie wil kroelen. Als ik daar krullen bij verlies, mag hij ze hebben.
Hoor ik zowaar de Irenespecialist zeggen: Niemand mag jouw haar aanraken,
want als dat eenmaal goed zit is het afblijven. Klopt, dat is verboden terrein.
Iets met: touch my hair, lose one finger.
Tot ik ’s avonds op de bank plof, de lucht donker is, het werk gedaan. Hoef ik
de deur niet meer uit? Kroelen maar!
Locatie delen
Terug naar
de veiligheid waar alles mee begon en meneer die me volgt op mijn weg door het
bos, zonder mee te gaan. Ik open Whatsapp, zoek onze levendige chat en druk op
de bijlagepaperclip. Tada! Daar staat locatie tussen. Met een paar klikken deel
ik mijn locatie met meneer. Zo kan hij me, lui vanaf de bank, acht uur lang in the holes keepen. Dat is Engels voor in
de gaten houden.
Ik ga buiten spelen, wat wandelen
voor mij is, omdat ik van verrassing naar verwondering fladder. Wandelen maakt
me lichter. Zeker nu de lentekriebels luidkeels opzetten. Ik zie het in een
mannetjeseend die almaar rond een vrouwelijke soortgenoot ronddobbert; in de bloesempjes
aan een boom; de ontluikende knoppen aan een tak. Er is zoveel moois en groots in
alle klein.
Ik schiet niet
op. Dit rondje dat ieder ander in 45 minuten loopt, kost mij het dubbele, omdat
ik zo vaak verwonderd stil sta. Kijk die weerkaatsing in het water, de leuke
wolkenvorm in de lucht, een blad dat ontluikt, de blubber onder mijn schoenen,
hé, waarom zijn die bomen gekapt? Ik
krijg het benauwd en hap naar adem tot ik even verderop, op een aanplakbrief
van de gemeente, lees dat het beter is voor de biodiversiteit. Weg zorgen. Ik
speel weer verder in de wetenschap dat mijn man er afwezig bij is.
Eigenlijk best onnodig, want hoe kun je jezelf onveilig voelen als je
alleen wandelt? Ik zag niemand anders onderweg. Als ik alleen ben, kan niemand me
iets aandoen, toch? Of is iedereen, net als mijn lieverd, bang de wilde haren
te verliezen? Doe een muts op en kijk hoe ze blijven zitten.
Kameraad
Bij het
nemen van de volgende bocht draaide de wind en vloog ik zowaar de verloren tijd
in. Wat is de wind een heerlijk speelse kameraad. De laatste kilometer op huis
aan was extra genieten. Met ons huis in het vizier, checkte ik of mijn locatie
klopte. Ik zag me een stukje verspringen, alsof ik de wandeling hupte. De app
ging uit.
Zou Marcel als trouwe volger nu al thee maken en de deur openzwaaien
zodat ik zorgeloos binnenstap? Knal ik zo met mijn kop tegen de voordeur. Ik
zat iets te veel in mijn droom.
Nepperd
Meneer
verscheen, wrijvend in zijn ogen, in de gang.
‘Ah, je bent thuis. Je was ineens van mijn scherm verdwenen. Ik was zo
ongerust, maar gelukkig ben je daar.’
‘Dank dat je me volgde, dat
voelde fijn.’
‘Uhu…’, antwoord hij zonder me
aan te kijken en haalde zijn hand door zijn haar.
‘Denk je echt dat ik daar in trap?’, verander ik ineens van toon, klink
streng en dwing hem mij in de ogen te kijken.
‘Heb je in de poep getrapt?’
‘Nee, net zo min als jij me hebt
gevolgd. Jij deed je schoonheidsslaapje, dat zie ik duidelijk!’ Ik kroel hem
door zijn haar.