zondag 8 september 2019

Kattekwaad


Ja, hoor, daar loopt er weer één. Waar komt ie vandaan? Wat zoekt ie in mijn tuin? Wie heeft ‘m gelokt? Waarom mijn tuin? Denkt ie werkelijk welkom te zijn? Hoezo noem ik hem een ie? Misschien is het wel een zij, blijkt ze een poes en geen kat.

Levensvraag
Ik bezeer er mijn hoofd niet over, een belangrijkere levensvraag is: waarom banjeren die snert beesten wéér in mijn tuin? Ja, wéér, want ze waren weg. Verdwenen als in, YES!!! Zie mijn ellebogen in een hoek van 90º; handen tot vuisten in de lucht en bam omlaag gaan als om de yes kracht bij te zetten.
   Vooral één kat is onvergetelijk. Die was zo eigenwijs als de mannen in mijn gezin maal drie. Het kostte me jaren die uit mijn tuin te krijgen en houden.

Afschrikwekkend
Jaren waarin ik als een debiel de tuin in rende. Het was niet om aan te zien. Ik ben niet bedoeld als renner. Het was zo schrikbarend dat zelfs katten mijn tuin uit stoven. Uiteindelijk, na tig keer mezelf voor gek te rennen met een kwade kop, soms voorzien van een bak water, bleef de kat weg. I won!
   Tot ik na onze vakantie desbetreffende kat in onze tuin spotte. Hij lag uiterst relaxed in de veranda. Hoeveel lig-uren heeft die brutale snotkat daar gelegen?
   ‘Niet weer oorlog!’, verzuchte ik.

Watergevecht
Gelukkig stond deze zomermaanden de serre vaak open en de tuinslang lag voor het oprapen. Zo kon ik herhaaldelijk de kat besproeien en tegelijkertijd de plantjes in de potten bevochtigen. De kat heb ik uiteindelijk niet meer gezien; de plantjes staan er mooi bij.
   Soms zie ik het mormel in de brandgang, dan kijkt ie me aan in zijn freeze houding, waarna ik met één harde stamp hem als een idioot weg zie schieten. Hij snapt me! Zo dom zijn katten dus niet.

Mores
Tot ineens vrijdagochtend, iets met de dag dat je wist die zou komen. Benjamin zat aan zijn ontbijt, ik aan mijn bakkie. Ik keek links de tuin in.
   ‘Nee hè, wat doet die vreemdeling in mijn tuin.’ Benjamin keek verschrikt op, maar bedaarde snel.
   ‘Oh mam, wat een schatje.’ Zoonlief houdt van alles wat fluffy en klein is.
   ‘Hoezo lief? Het heeft puntoortjes, enge kraalogen, loopt op vier poten, heeft gemene nagels en wekt niesbuien op.’
   ‘Mama, het is nog maar een jonkie, zo lief!’
   ‘Daar is niets schattigs aan. Daarbij is dit beesie geen kitten meer en geen volwassen exemplaar. Zie hem als een puber. Hopelijk niet te oud om nog een laatste lesje te leren. Voor het eerst en altijd leer ik ‘m mores. Watch me.’
   ‘Mores? Wat is dat?’
   ‘Geen idee.’

Ongewenst
Ik loop ondertussen met een boze blik naar de pui en verwacht dat het katje zich van zijn pootjes schrikt en verdwijnt. Voorgoed! Jong geleerd is op oude dag gedaan.
   ‘Als ik ‘m nu laat zien dat ie ongewenst is en ik ‘m flink in de schrik krijg, loopt ie een trauma op en blijft weg. Alles hangt van deze ene keer af.’
   ‘Oh ja mam, ongewenst zijn en trauma’s, daar weet jij alles van hè?’
   ‘Ik was niet ongewenst. Ik was niet gepland, dat is iets anders.’ Met elke stap dichter bij de pui, bleek het katje me verkeerd te begrijpen. Hij naderde mij tot we een meter bij elkaar vandaan stonden. Hij miauwde.
   ‘Niet miauwen,’ zei ik verschrikt. ‘Dit gaat zó niet volgens plan.’
   ‘Hoezo?’
   ‘Kijk dan, de kattekop komt dichterbij, ze kijkt het gevaar in de ogen.’ Benjamin begon te lachen.
   ‘Mama, jij? Gevaar? Kijk goed, hij vindt je lief.’
   ‘Ik hem niet!’

Indrukwekkend
Ik draai me om, de serre uit, de keuken in. Ik gris de serresleutel van het rekje, haal een glas uit de la, vul die met water en loop terug naar de pui. Met mijn kop op stand grimmig, draai ik het slot om en spreek ondertussen het katje toe.
   ‘Zeg rotbeest, ik waarschuw je nu en voor altijd. Ga weg!’ Op de achtergrond gniffelt Benjamin.
    ‘Het is echt een puber, mam. Luisteren ho maar!’
    ‘Opzouten!’ Het beestje stapt dichterbij, kijkt me vol vertrouwen aan en krijgt het 
glas water vol over zich heen. Hij lijkt even beduusd, kijkt me aan, draait zich om, zet een paar pootjes, draait zich opnieuw om, kijkt me weer aan en verdwijnt.
   ‘Nou mam, dat maakte indruk!’
   ‘Hou je kop!’
   ‘Ik denk dat hij terug komt, hij vindt je echt leuk!’
   Ik zucht, weer wekenlang oorlog en dat terwijl het beestje me zo intens schattig aan keek.
   Het is ook gewoon een schatje.