Zet mijn man
in mijn auto en je kent hem niet meer terug.
‘Marcel? Marcel? Ben je daar?’ Is mijn
verschrikte reactie en klop hem een paar keer op zijn hoofd. Hij wordt echt een
ander mens in mijn auto. Ik begrijp niet waarom. Ik blijf gewoon mijn eigen ik.
Zoals ik ook in zijn auto, mij blijf.
Nou ja, niet
helemaal. Als ik in zijn auto stap, word ik onzichtbaar voor de andere
weggebruikers. Zijn Caddy-nog-wat is zo groot en lang dat ik erin weg val.
Er is heel wat voor nodig om mij zichtbaar te
krijgen als ik op die bestuurdersstoel plaatsneem. Eerst krik ik de stoel tien
tikkies omhoog, dan weer een stukje naar achteren (mijn benen worden namelijk
geplet tussen stoel en stuurconsole) en als laatste moet de rugleuning wat naar
achteren, want het stuur drukt mijn buik in elkaar. Kan ik ook even een platte
buik ervaren.
Een kwartier later klinkt:
‘Ik ben er klaar voor, we gaan!’
Ineens begrijp ik waarom Marcel altijd rijdt.
Het scheelt vijftien minuten stay-at-home-time.
Ik dacht dat het was omdat ik niet zo van autorijden hou.
Eenmaal
klaar met rijden in zijn RolsRoyce mag ik vooral niet vergeten alles in de
originele stand terug te zetten. Vooral die tien tikkies omlaag zijn
belangrijk. Doe ik dat niet, dan breekt meneer RitsRats onherroepelijk zijn
been tegen het stuur als hij de volgende ochtend gedachteloos in wil stappen.
Conclusie
van dit alles: ik ben blij met mijn eigen karretje. Die past perfect. Ik voel
me één met mijn autootje van achterbak tot motorkap. Ik overzie alles in mijn
KIA-zonder-nog-wat met precies genoeg ruimte voor mij en mijn boodschappen.
Echter niet voor Marcel. Door omstandigheden
moeten we met mijn auto op weg. Let op: het is mijn auto, ik ben de bestuurder.
No way dat meneer mijn stoel van zijn
plek schuift. Hij gaat mee op de passagiersstoel.
Voor mij alle reden om me zorgen te maken.
Past hij wel weer in mijn karretje of moet hij zijn benen weer buitenboord
gooien om mee te kunnen? Is hij niet toch weer een stiekem-beetje gegroeid?
Mijn zorgen
blijken onnodig, want hij past. Weliswaar met zijn knieën in zijn nek en zijn
linkerarm in mijn nek. Het maakt hem direct baldadig!
‘Kom maar op, ik heb zin in deze achtbaan!
Scheuren maar!’ Hij zet het op een stuiteren! Mijn twijfel van wie Celine haar jumping-jacks heeft, is plotsklaps weg.
Kijk ‘m huppen op de passagiersstoel. Bij elke stuiter klinkt een bonk. Nog
even en mijn dak vertoont een extra bolling.
Door hem
aangestoken, beginnen de andere twee vrolijkerds op de achterbank mee te jumpen. Het achtbaankarretje springt
maar zo van de parkeerplek. Volgens mij komen wij zonder verbruik van benzine
ook wel op onze eindbestemming. Maar om er wat extra vaart in te zetten, start
ik de motor. Na drie keer flink gas geven, ontstaat er een rookpluim rondom
mijn auto, wat alles nog spannender maakt.
‘Ready
to take off?’ Gordels worden vastgeklikt.
‘Ja!’, hoor ik in drievoud.
‘Three,
two, one… Off we go!’ Zes handen grijpen naar wat extra vastigheid. Marcel
houdt het dashboard vast.
Ik druk het gaspedaal in en scheur de eerste
hoek om onder luid gegil en gelach. De enige twee keer dat ikzelf het dak raak
en mee stuiter is wanneer ik te hard de drempel op en af raas. Tok, boink!
Blauwe plek!
Al snel
slaat de sfeer om in een gesprek over men-stuff (je
weet wel: video, film, 007, computer, games, SONAR en andere
muziekprogramma’s). Hoe ze het voor elkaar krijgen, ik weet het niet, maar veel
te vaak zijn de mannen in mijn gezin te lang aan het woord over non-girly-stuff. Heel ongezellig.
Mijn auto-ruimte vult zich in rap tempo met
testosteron-talk. Foute boel. Even
wenste ik geen achtbaarkarretje, maar een kruiwagen. Testosteron moet
losgelaten kunnen worden, maar nu bereikt het een gevaarlijke dichtheid in mijn
auto.
Het is tijd dat ik mijn auto-rij-skills hervind en zorg dat we snel
eindbestemming bereiken, want ik hoor Celine ook naar adem te happen.
In no time vinden we onszelf drie wijken
verderop en staan abrupt stil. Iedereen schrikt ervan en kijkt op. Nog amper de
sleutel omgedraaid, gooi ik mijn deur open en hang met mijn hoofd tussen de
benen omlaag, gevolgd door Celine die van blauw weer roze kleurt.
‘Lucht!’, roepen we uit in koor.
‘Wat hebben jullie nou? Beetje duizelig?’,
vraagt Marcel. Hij klinkt echt bezorgd.
‘Schatje, ik die altijd zo braaf rij en
vorige week nog schreef dat ik niet op de bon te slingeren ben, vertoon nu driving-skills waar niet alleen de keien
van uit de straat schrikken, maar ik ook mezelf beangstig.’
‘Ja, cool!’
‘Nee niet! Is testosteron soms besmettelijk?’