Daar zit ik dan. Op kamp, jeugdkamp welteverstaan.
Ik ben mee als jeugdleider van dit zooitje ongeregeld. ” Zooitje ongeregeld”
is mijn koosnaam voor deze jongerengroep, want ondertussen heb ik elk van de
zes jongeren in mijn hart gesloten. Mee mogen gaan (letterlijk en figuurlijk)
met deze jongelui vind ik gaaf om te doen. Zien hoe ze zich ontwikkelen, vragen
en gesprekken die ik met ze heb. Ja, ze hebben een plekje in mijn hart.
Zo ben ik hier en kijk om me heen...
En hoor: "De blokhut? Die is
vercrackt!" Ik moet raar opgekeken hebben; wat ze daarmee bedoelde? Verkrekt? De
blokhut is aan vervanging toe... Waarop ik vraag: ben ik dan niet ook vercrackt?
“Nee, tuurlijk niet! Jij bent niet verrot."
Vervolgens roept ineens een jeugdlid: “Marlon is een trut”. Ik merk op dat
een jongen geen trut kan worden genoemd. Bovendien is de dame die die jongen
een trut noemt gewoon gek op die jongen.
Zo ontstaat een gesprek, dat zij waarschijnlijk met trut: Ik hou van je,
bedoelt. Wat hoor ik nu de hele dag? “Wat
ben jij een trut”.
Voor de vierde keer in drie jaar ben ik met hen op kamp. Ja, we kamperen.
De jongelui in kleine rottenten en de leiding (dat zijn Marcel en ik in dit
geval) in de vouwwagen. Wat heb je als leiding dan toch heerlijk een streepje
voor.
Zo is het kramperen voor de jongedames, de heren hoor ik niet klagen.
Verschil moet er zijn. Ondertussen weet ik dat zij allemaal liever naar een
Center Parcs huis gaan. De eerlijkheid gebiedt daarbij te zeggen: “Ik ook”. Doch wie gaat dat betalen??
Bij deze: sponsors gezocht voor de Utrecht Centraal jeugdgroep (lees:
alternatieve Beverly-hills troep). Gelakte nagels, deo-wolken, haarlak en haren
vliegen me om de oren. Niet alleen voor mij, maar ook de jongere ladies geldt:
als je haar maar goed zit. Nou, met de haren komt het heus in orde, is iedereen
blij.
Toch was de vreugde vrijdag het grootst. Bij het opbouwen van de boel, was
de eerste vraag: Hebben we stroom? Dat herinnerde mij er fijntjes aan hoe ik de
strijd weer aan ga met niet alleen de jeugd maar ook hun mobieltjes. Overal
waar ik kijk zie ik mobieltjes! Aan handen vastgegroeid, in bh-bandjes, in
broekzakken en ik verwacht nog eens mee te maken dat iemand een mobiel van weer
een andere onverwachte plek haalt.
Toen ik zelf een keer mijn mobiele uit mijn laars haalde, was het een
jeugdlid die om mij lachte. We waren een dagje uit en ik had geen broekzak of
andere zak bij de hand maar wilde wel bereikbaar blijven. Daar was mijn laars.
Ik schoof de telefoon daar bij in. Een prima plek, zo bleek al snel, want toen de
telefoon ging trilde mijn hele kuit mee
en wist ik: Iemand denkt aan mij.
Zo is anno 2012 dé wens: stroom op de kampeerplek. Niet voor heet water,
niet voor licht, niet voor een koelkast maar voor de mobieltjes. Dat was wel
even anders toen ik jeugd was. Twintig jaar geleden. Wacht, twintig?! Even
rekenen. Het jongste jeugdlid onder mijn hoede is 14. Oh ships, dat is voor mij
26 haar geleden. Waar blijft de tijd?!
Daar heb je het al: bij de gedachte aan zoveel jaar in het verleden voel ik
mijn dertigersdip zijn intrede doen. Sorry, zelfs daar ben ik al te laat voor,
want ik ben een veertiger. Zie me stralen als ik vandaag 35 geschat word.
Geen dertigersdip voor mij, maar een midlifecrisis, is wat wacht. Wanneer komt die eigenlijk? Of is dat meer iets
voor mannen en wacht mij iets rampzaligers? Ach wat, het maakt me niet uit ook.
Ik heb hier met de jeugd gewoon een leuk weekend en voel me door hen jong! Ik
geniet er maar gewoon van.
(Met dank aan de zes jongelui die met mij mee willen. Want dat is pas een
opgave!)