zondag 3 april 2011

Zonne-energie

Een zonnige dag in april, 2011

Eindelijk kunnen we dan buiten zitten. YES! Heerlijk lunchen en loungen in de tuin. TOP! Dit is leven! Ik omarm de zonnestralen met alles in me! Niet alleen de zon, maar alles in mij straalt. Ik voel een energie! Zo ontdek ik wéér dat IK er wéér ben. Net zoals de bomen weer uitbotten, bot ik ook uit. Wég winterdip, welkom zonne-energie!!! Blijkbaar werk ik daarop.

Benjamin wil altijd dolgraag buiten eten. Bij de eerste zonnestralen in het voorjaar, als je de warmte al een beetje voelt komen, maar de rijp nog op de daken ligt, de dassen nog om moeten, de handschoenen nog aan en de dikke winterjas zeer actueel is, komen we thuis en roept hij:
    “Mama gaan we buiten eten?” Brrr…

Maar nu? Yes! We zitten buiten en zijn klaar voor de eerste buiten-lunch, of toch niet?! We zitten nog niet of meneertje klaagt steen en been, want de zon schijnt in zijn ogen… Oh please?! Hij zoekt het maar uit met zijn klaagzang over de zon, hier ga ik me NIET in mee laten sleuren. Zou ik me door hem nog in een voorjaarsdip laten praten!? No way!
    Wel besluit ook ik mijn zonnebril op te doen, want zo tijdens het eten (incl. hoofdpijn) wil ik niet hoeven knijpen met mijn ogen. Welcome sunshine, be my sunshine, maar achter de zonnebrilglazen, dan wel!

We zijn net lekker aan het eten als meisjelief me aankijkt, dichter naar me overhelt en me onderzoekend aankijkt. Ik stop met kauwen. Ze kijkt zó moeilijk, zó ernstig, ze fronst haar wenkbrauwen. Ik word bijna bang: Nog meer grijs haar (dat is iets van het laatste half jaar)? Nog meer pukkels (oef, die choco-eitjes, zijn ook gemeen lekker, grrrr)? Al snel voel ik vooral een schaterlach opkomen, want het ziet er grappig uit, dit meisje dat duidelijk iets probeert te zien, maar het niet ziet. Zegt ze ineens serieus:
    “Mama, waar zitten je ogen eigenlijk?”
    Huh? Niks pukkels, niks grijs haar, maar deze suffe vraag!
    Daar is ie, een lachstuip. Ik ben ook gewoon blij!
    “Waar mijn ogen zitten? Waar ze horen natuurlijk!” Mijn hersenen ratelen en ik bedenk een logisch antwoord: “In mijn oogkassen natuurlijk!”

Ze blijft me ongelooflijk serieus aankijken, waar ik helemaal krom lig. Ze kijkt vragend naar de andere kant van de tafel, naar Benjamin. Ook hij snapt niets van zijn mama. Ze kijken me aan alsof ik een buitenaards wezen, een onbekende ben; alsof ik een enge ziekte heb!?
Het enige dat ik heb is een dosis zonne-energie. Dat is toch geen ziekte of zo? Mijn bloedeigen kinderen! Ze kennen me blijkbaar niet meer. Ik ga mezelf al bijna afvragen… wie ikzelf eigenlijk ben?!
Dan vraagt Benjamin ernstig:
    “Wat zijn je oogkassen?”
    “Ja, wat denk je?" Ik val van mijn stoel van het lachen. "Jij bent gek op schedels. Wat zullen die gaten zijn in die schedels?”
    “Oh”, is zijn antwoord.
    Afijn, ik wrijf een traantje weg en bedaar… Blijkbaar was ik de enige die de humor inzag. Ik geniet weer van mijn boterham, zegt Benjamin ineens tegen Celine:
    “Kan je niet nog een grap maken, ik vind mama toch veel leuker als ze in een deuk ligt!”

Wat willen ze nou eigenlijk?! Lig ik in een stuip, kijken ze me aan alsof ik een buitenaards wezen ben; ben ik weer serieus is het ook niet goed, ben ik weer te suf. Ik probeer zo de perfecte moeder te zijn, maar zo makkelijk is dat niet hoor! Ik doe het NOOIT goed.