zaterdag 8 augustus 2020

Afkraken

‘Jammer dat jouw auto niet op afstand open te bliepen is, dan zouden we ‘m zien staan,’ klonk mijn manneke na een nachtwandeling afgelopen donderdag. Rood mag overdag opvallen; in het donker niet. De eerste parkeerplaats herkenden we niet, daarom liepen we door naar de volgende. Daar stond mijn monstertje behoorlijk alleen en zonder bliep gewoon gevonden.

Airco
Het was, bij de weg, een zoveelste klacht op mijn auto. Vorige week moest mijn auto naar de garage, iets met de sensoren van de remmen. Het kon geen kwaad, maar men raadde me aan rustig te rijden naar Eindhoven. Ik dacht: ik heb een beter plan. Ik rij rustig terug naar huis. Een paar dagen later nam Marcel mijn karretje mee naar de garage en zijn werk. Die wonen naast elkaar. Later bij thuiskomst klonk:
    ‘Tjonge, dat is niet te doen, een auto zonder airco.’
    ‘Jawel hoor, ik leef nog. Dan nog wat, vorige week kwam je thuis met: Tjonge, dat is toch wat, een huis zonder airco. Ik werk hier in dit huis, rij in die auto. Hoor ik respect?’

Ramen
Dus meneer klaagt op ons aircoloos huis en mijn auto. Dat geklaag…
    Hij mag het allemaal hebben: mijn auto, dit huis en neem gelijk mijn opvliegers mee. Hij loopt te klagen, maar hoor je mij over oververhitting van een van deze drie? Nee, I accept! It’s my life! Iets met niet klagen, maar dragen.
    Dan nog wat, mijn auto heeft ramen. Die draai je open en tralala, wind! Ja, ook herrie, maar liever dat dan een plasje water in de stoel. Hoewel er vast mensen zijn die me graag zien smelten. Mijn leven is mij echter te dierbaar om hen dat plezier te gunnen.

Wind

Zo gingen Marcel en ik er twee daagjes tussenuit met mijn auto. Marcels auto was gereserveerd door dochterlief, want zij kon die grote VW Caddy XL wel gebruiken voor de verhuizing van haar lief, Rick. Sinds madam met haar rijbewijs wappert, is ze er steeds vandoor met mijn auto.
    Nu eens die van haar pa en dus rijden wij in het koekblikje naar Drenthe met ramen open.
    ‘Heerlijk die wind in de haren,’ zei ik nog rijdend op de rondweg. Eenmaal op de A28 vlogen mijn krullen meer voor de ogen dan dat ze achter mijn oren bleven zitten. Ik deed het raam wat dichter.
    ‘Ik zie de weg niet meer liggen door al dat haar.’ Waarop manlief met zijn hand door zijn net geknipte coup wreef. Het is dan niet langer dan anderhalve centimeter en staat stijf van de gel.
    ‘Nou, verschrikkelijk! Ik heb ook zo’n last van de wind in mijn haar.’ Hij praat graag mee.
    ‘Schatje, er wiebelt niet één haartje mee.’
    ‘Oh jawel, kijk deze,’ waarop meneer met zijn hand een plukje laat bewegen.
    ‘Warempel, nu je er aan zit, zie ik dat je haar kan bewegen. Wauw! Je hebt ook zo’n bos met haar.’
    ‘Precies na deze wind-rit zit mijn haar voor geen millimeter en dat omdat je geen airco hebt.’ Hij mag blij zijn dat hij mijn coup niet heeft. Hij zou heel snel klaar zijn met alleen al het wassen, spoelen, föhnen en behandelen tot antipluis modus.

Achteruit
Het was in Uffelte dat Marcel, nadat ik met mijn sleutels voor zijn neus rammelde, een ritje voor zijn rekening nam.
    ‘Jij mag rijden, ik heb nog geen koffie op.’ We stopten bij de Appie in een dorp verderop om onze boswandeling-pick-nick bij elkaar te scharrelen. Alles ingepakt in de rugzakken en onze plaatsen ingenomen, zette meneer de auto in zijn achteruit. 
    ‘Wat is dat, geen piep? Ook al geen achteruitrijbliepjes.’
    ‘Nee, in mijn auto betekent BOEM dat je had moeten stoppen. Werkt prima hoor.’
    ‘Dan moet ik maar weer eens achteruit kijken.’ 
    ‘Weet je wat ik zo onderhand vind?’
    ‘Nou?’
    ‘Dat ik van ons twee de beste chauffeur ben. Jij kraakt alles aan mijn auto af wat bij jou pure luxe en gemakzucht is. Ik rij tenminste door zonder al die luxe en klaag nooit. Het is net als met die E-bikes. Zeggen ze: ik heb heerlijk gefietst. No way! Op eigen kracht, zoals ik, dat is het echte werk en nog goed voor de benen ook. Hahaha, je dacht dat ik bips ging zeggen hè?’ Marcel is er stil van. 
    ‘Waar zit jouw cruise control?’
    ‘Als jij nu niet heel snel je mond houdt en stopt met het respectloze commentaar op mijn karretje, zet ik een mes op je keel.’
    ‘Die plastic mes uit de rugzak?’ klinkt enigszins angstig naast me. Meneer weet dat ik dwingend kan zijn. 
    ‘Jij vindt mijn auto een blikje op wielen dat allerlei gepiep mist. Ik geniet van die pieploosheid, maar hoor jou eens, Mister Piep. Ik wil genoegdoening: een winstuitkering ter waarde van een rode Fiat 500!’
    ‘Irene, jij hebt echt een heerlijke auto!’