zondag 3 mei 2020

DNA-test

Onze blikken waren op elkaar gericht tot hij zijn wenkbrauwen naar elkaar trok en zei:
   ‘Wat kijk je eigenlijk?’
   ‘Ik vraag me zomaar ineens af wat jij nou eigenlijk van mij hebt.’
   ‘Ja, dat weet ik ook niet.’
   ‘Misschien het sociale.’
   ‘Mam, ik? Sociaal?’,  zei mijn zoon. Stom idee, inderdaad. Mijn jongen is juist jaloers op mijn sociale skills. Hij vraagt nogal eens hoe ik dat toch doe. Waarop ik zeg dat ik puur spontanious functioneer.
   ‘Dan heb je jouw sfeer-makerij van mij. Hoe jij je kamer inricht, zo gezellig.’
   ‘Dat hoeft niet perse zo te zijn’, mengde Marcel zich in het gesprek. ‘Ik was ook altijd van de sfeer in mijn kamer.’
   ‘Nou, dan weet ik het eigenlijk echt niet meer.’ Het frustreerde me meer dan me lieflijk was. Er moet toch iets van herkenning zijn?

Siertuin
Een dag later bezocht ik mijn ouders die ik sinds het uitbreken van de coronacrisis niet meer zag. Het leek me niet wijs ze te bezoeken, omdat mijn moeder binnen de risicogroep valt. Ik vroeg mijn zus, waar mijn ouders wonen en die huisarts is, of zij vond dat ik kon komen. Uiteraard met de anderhalve meter afstand tussen ons in.
   Ze reageerde positief. Waarna ik de weg op ging.
   Onderweg dacht ik aan mijn vaders siertuintje. Het is er niet een van het botanische met planten en bloemen. Het ligt vol met steentjes, beeldjes, figuurtjes, schelpen, knikkers en allerlei prularia. Je moet het zien om te begrijpen. Tussen al die stuff vind ik altijd een kruis dat door stenen of schelpen is gevormd. Iedere keer dat ik kom is het tuintje anders.
   Eén keer raden waar de hele familie alle overbodige beeldjes, prullen en steentjes dumpt. Paps is er blij mee. Iets met een kinderhand, die gevuld, en een blij hart.

Speels
Kilometers vretend, schoot me te binnen dat ik mijn vaders speelsigheid overnam. Thanks dad! Niet dat ik zo’n tuintje heb. Wel zijn houding van ongedwongenheid, luchtigheid, vrolijkheid en de clown uithangen. De herkenning is enorm.
    Bij het binnenwandelen van hun huiskamer werd ik opnieuw gewezen op mijn moeders plekje in de kamer. De tafel waarop boekjes, pennen, stiften, potloden, schriften en een creatieve Bijbel klaarliggen. Zet het naast mijn bureau en je ziet alles dubbel.
   De herkenning is hartverwarmend. Ik ben blij dat de creatieve DNA in mij via mams loopt. Zoals ook onze behoefte aan me-time. Helemaal en compleet op onszelf willen zijn, hebben we beide nodig.

Familietijd
Paps tuintje heb ik uiteindelijk niet bewonderd. Het regende bij aankomst, wat ook nodig was voor de tuin. De familie slokte me op. Zo zei ik bij binnenkomst:
   ‘Oh ja, het is meivakantie.’ De hele familie van mijn zus was thuis, waarop mijn jongste nicht me gewoon een knuffel gaf. Het werd een gezellige dag met veel gekletst, lekker lunchen en even genieten van dichtbijheid bij mijn ouders. Dat telde.

Vragen
Terug naar huis, slipten de gedachten aan mijn zoon weer mijn hoofd in. Heeft hij echt geen enkele eigenschap van mij? Kan dat? Is hij wel mijn zoon?
   Ik was erbij toen hij uit mijn buik gerukt werd. Ik hoorde de gynaecoloog zeggen:
   ‘Het is een jongen.’ Dat wist ik; voelde ik al twee dagen zo duidelijk aan. Mijn gevoel klopte. Benjamin was een feit, om direct na een eerste blik uit mijn zicht te verdwijnen. Ik bivakkeerde nog even in de operatiekamer, terwijl vader en zoontje verdwenen. Ik weet alleen niet of ze samen bleven. Dat is toch erg? Want waar ik achterbleef is misschien mijn baby-boy per ongeluk verwisseld!?

DNAtest
Moet ik een DNA test aanvragen? Wil ik het werkelijk weten? Wat doe ik als blijkt dat we niet matchen? Hoe zit dat dan met mijn liefde? Ik hou wel van die dijk van een jongen. En mijn gevoel? Hij voelt als mijn jongen, al lijkt hij nergens niet op mij. Mijn moederhart sloot hem in zich, sowieso deep.
   Dus vergeet die test. Zo bedacht ik met het dichtslaan van mijn autodeur toen ik weer thuis was. Ik stapte opgelucht het huis in en sprong van blijdschap uit mijn jas.
   ‘Wat zie jij er gelukkig uit’, zei mijn manneke.
   ‘Ja, ik heb besloten dat Benjamin mijn zoon is.’
   ‘Hoe dat zo?’ Ik legde mijn hele dilemma uit. Hij keek bedenkelijk, wat ik voelde als begrip.
   ‘Telt dan niet eens dat hij duidelijk mijn zoon is?’
   ‘Dat is heel belangrijk! Dat zegt alles, maar dat hij niets van mij heeft is toch sneu?’
   ‘Voor wie?’
   ‘Voor mij natuurlijk.’ Waarop Marcel even stil bleef. Hij broedde uiteraard op een wijze uitspraak.
   ‘Hij heeft wel iets van jou!’
   ‘Hoe dan? Wat dan?’
   ‘Krullen!’
   ‘En die verafschuwt hij.’ Tot zover mijn hoerastemming!