‘Marcel, de schaar moet er in!’,
zeg ik nadat ik een enorm grote ondoordringbare klit in mijn nek voel. ‘Het is
weer klitseizoen!’
Amper mijn woorden uitgesproken
staat Marcel op van de bank, loopt naar de kast, pakt een schaar, steekt zijn
wijsvinger en duim door de gaten en klapt de schaar dreigend snel open en dicht
in de lucht. Om zijn mond verschijnt een geniepig duivels lachje.
‘Kom maar hier, ik knip die
klit er wel uit!’
‘Alsof jij met die schaar in de
buurt van mijn haar mag komen.’
Ik ken zijn wens om zijn creatieve bedenksels op mijn kop te luchten. Net
zo weet ik dat hij nog eerder de bank aan stukken zal knippen dan mijn coupe te
verprutsen. Zelfs met een knipcursus op zijn naam, blijft die kappersschaar angstvallig
ver uit de buurt van mijn fantastische lokken, daar zorg ik eigenkoppig voor. Er
zijn maar weinig mensen die hun kunsten op mijn hoofd mogen vertonen, hij is er
geen van.
Ondertussen zit daar die huge
klit in mijn haar. Zo immens heb ik zelden meegekregen; hij is ingewikkeld
groot. Het heeft zich gevormd toen ik aan de arm van mijn jongske de stad
onveilig maakte.
Je kent het, buiten wordt het
kouder. Een sjaal om de nek is geen overbodige weelde. Heerlijk lekker knusjes
en warmpjes aan de nek. Met de tijd wordt de sjaal vanzelf een dikke wollige
das.
Elk koude seizoen vergeet ik één
dag dit: bij het dragen van een das of sjaal moet mijn lange haar de hoogte in.
Of dat nou via een staart, klem of knip is, maakt niet uit, omhoog dat haar. Twee
vlechten á la Pippi Langkous lijkt me het beste. Alles beter dan de catweazle-look.
Wie nog nooit lang haar heeft gehad kan gewoonweg niet weten dat die lange
krullenlokken die losjes over een sjaal of das hangen, zich binnen de kortste
keren tot een kluwen vormen. Resultaat? Een wirwarrig ondoordringbare knoop.
Zo’n verwarde massa is echt
niet leuk en wel om verschillende redenen.
Ten eerste die klit moet er
uit. Marcels oplossing van de schaar is de snelste maar loop ik dan niet voor
gek? Ik verkies de langzame, tijdrovende oplossing. Ik heb het dan over veel
extra tijd boven op de gebruikelijke haarverzorging. Iets met: als je haar maar
goed zit.
Ten tweede kost dit een behoorlijke
toef crèmespoeling. Met zijn verzachtende en gladmakende effect wordt de boel iets
sneller ontrafeld.
Ten derde moet ik beslissen of
ik twee seizoenen lang mijn haar de lucht in wil steken of dat de schaar er in
gaat om thuis te komen met een los kort koppie? Opknopen of loslaten!
Dit besluit neem ik echter niet
zonder manlief erop voor te bereiden. Ik zie al gebeuren dat hij thuis komt, me
aankijkt en mij vraagt waar ik ben en waarom hij niet weet dat er een knappere
tweelingzus met pittig kort koppie is.
‘Liefje, ik ga maandag naar de
kapper.’
‘Voor alleen je pony?’
‘Nee, de boel gaat er af.’
‘Wat! Maar het is juist zo
mooi! Het staat je zo gigantisch goed! Ik vind je zo’n lekker ding!’ Hij kijkt
er sip bij, ik bloos.
‘Ik vind jou ook zo’n lekkertje,
zeker nu jij je wilde haren tevoorschijn hebt laten knippen. En ik hou ook van dit
lange haar, maar al die samenpakkende haren die op mijn kop samenspannen? Je
zou het eens moeten ervaren en dat een hele herfst- en winterseizoen lang.’
‘Klitten?’, reageert manlief en
gaat met zijn hand door zijn indrukwekkende haardos. ‘Daar heb ik nou nooit
last van.’
‘Alsof je met zo weinig haar
een klit kan hebben.’ Ik wrijf ook even over zijn bol. Weer tien kostbare haren
weggewreven.
‘Je bent echt van plan de boel
te kortwieken hè?’
‘Ja!’
‘Dat moet dan maar, als ik het eindresultaat
maar niet hoef te zien.’
‘Dat is te regelen schatje! Ga
ik na de kapper gelijk langs bij de Etos!’
‘Waarom daarheen?’
‘Dat zie jij vanzelf wel, of
niet!’