zondag 19 november 2017

Schoentjes



Daar staan ze weer: de zwarte schoentjes. Ik zou er op weg kunnen lopen, ze passen perfect. Ze zijn echter niet van mij. Daarom laat ik ze staan.
    Voor de duidelijkheid, het zijn de stappers van Senna, weet je nog, Benjamins vriendin. Wen maar vast aan haar, ze zet steevast haar schoentjes op hun vaste plek, netjes tegen elkaar, geen loszittende veters, naast ons homemade schoenenkastje. Ze toont zich hiermee naast mij een goed opgevoede gast in dit huis. Dat Senna dit vaste plekje in bezit nam, vind ik superleuk.

 Soms ben ik boven aan het werk om even later de trap af te wandelen met schone thee- en vaatdoeken onder de arm. Ben ik bijna beneden, zie ik haar schoenen staan en verschijnt bij mij een glimlach om een paar tellen later te struikelen over Benjamins schoenen.  Glijdt daar zo die glimlach onderuit.
    Zodra ik zijn schoenen naast die van haar zet, vallen haar stappers nog meer op in al hun klein- en schattigheid. Ineens bedenk ik dat haar lengte ook van het heerlijke is. Volgens mij kijken wij elkaar recht in de ogen. Ze is drie centimeter langer dan ik, wat hopelijk zo blijft. Het voelt als wat extra hoop voor deze mum – de kleinste, maar niet de enige ieniemienie.

Schoenen zijn wel een vrouwen ding, hè. Echter niet bij mij, wat Marcel heel blij maakt. Bij mij geen extra kast voor alleen mijn schoenen. Mijn paren zijn te tellen op twee handen (winter- + zomerschoeisel samen).
    Je moet bij mijn aangetrouwde nicht kijken. Ze zegt een extra kamer te willen voor haar zoontje, maar volgens mij is het voor haar pumps. De kamer moet zelfs extra hoog zijn. Die hakken! Ze zijn not done aan mijn voeten. Met mijn evenwicht val ik te pletter bij de eerste stap.

Terug naar Senna’s schoenen. Dat ze daar staan vind ik extra leuk, omdat het bewijst dat iemand zich thuis voelt. Celine’s vriend trekt ook altijd allereerst zijn schuiten uit. Volgens mij meer omdat het hem te benauwd is, waar ik me troost met het idee dat hij zich thuis voelt.
    Dat thuis-voelen is ultiem op het moment dat de voetjes hoog gaan. Mensen met opgetrokken benen, verstopt in een deken en een big smile erboven op mijn bank. Dat is thuis! Wie wil erbij?

Mijn manier om dan weer te laten zien dat ik blij ben dat iemand er is, is door het voorschotelen van een favoriet gerecht. Senna is gek op mijn lasagne. Ze krijgt het alleen zelden. Zo jammer.
    Ik heb toch al eens verteld dat wij hier om de beurt een week mogen bepalen wat er ’s avonds gegeten wordt? Scheelt mij denkwerk, maar nooit klinkt hier op vrijdag: ik wil lasagne. Wat sneu is voor Senna, want zij eet al wekenlang op vrijdag mee.

Stiekem fluisterde ik Marcel in om in zijn week, volgende week dus, op vrijdag te kiezen voor lasagne. Met stralende lach vertelde hij Senna dat we volgende vrijdag haar favoriete gerecht eten. Hij genoot. Voor even.
    ‘Ik weet niet of ik volgende week kom.’
    ‘Huh? Hoezo? Je komt toch elke week?’, klinkt Marcel teleurgesteld.
    ‘Ja, maar volgende weekend vier ik mijn verjaardag en kom dan misschien niet. Jullie komen toch zondag?’
    ‘Wij komen, natuurlijk!’
    ‘Mag ik je wat speciaals vragen?’ Op mijn knik, gaat Senna verder: ‘Wil je lasagne maken voor mijn verjaardag, want het is een all-inclusive-feestje.’
    ‘Natuurlijk maak ik Lasagne. Ik verheug me er al op. Voor hoeveel mensen moet ik het maken? Eén ovenschaal is voor zes personen.’
    ‘Eén is genoeg, want anderen nemen ook wat mee.’

Het is voor ons de eerste keer dat we bij Senna op een feestje komen. Best spannend, want  we hoorden al eens dat wij best maf zijn, maar daar? Daar blijken ze knettergek te zijn. Kan leuk worden.
    ‘Hoeveel dwaze familieleden komen er eigenlijk?’
    ‘Mijn twee nichten,’ ze had eerder die middag verteld dat zij zo goed met elkaar op kunnen schieten, ‘Roos* en Fleur* (*nepnamen) komen…’ Ik hou twee vingers voor haar neus op. ‘niet!’, zegt ze er achteraan. Mijn vinders schieten weer oplaag.
    ‘Dat schiet op.’

Ze noemt nog wat mensen die niet komen, waarop Marcel gniffelt en vraagt:
    ‘Begin jij altijd met optellen wie er niet komen?’
    ‘Ja, blijkbaar!’ Ze kan wel lachen om de vraag.
    ‘Goed dan gaan we terugtellen. Als we nou beginnen met Nieuw Zealand. Dat zijn 4.510.327 peoples die niet komen.’
    ‘Wauw, dat scheelt een hoop lasagne,’ klink ik behoorlijk opgelucht.
    ‘Hoeveel Chinezen kunnen we uitschrijven?’, vraagt Marcel vervolgens.
    ‘Tel er 1.382.000.000 afwezigen bij op.’