Daar staan ze weer: de zwarte schoentjes. Ik zou er op weg kunnen lopen,
ze passen perfect. Ze zijn echter niet van mij. Daarom laat ik ze staan.
Voor de duidelijkheid, het zijn
de stappers van Senna, weet je nog, Benjamins vriendin. Wen maar vast aan haar,
ze zet steevast haar schoentjes op hun vaste plek, netjes tegen elkaar, geen loszittende veters, naast ons homemade schoenenkastje.
Ze toont zich hiermee naast mij een goed opgevoede gast in dit huis. Dat Senna
dit vaste plekje in bezit nam, vind ik superleuk.
Soms ben ik boven aan het werk om even later de trap af te wandelen met schone
thee- en vaatdoeken onder de arm. Ben ik bijna beneden, zie ik haar schoenen
staan en verschijnt bij mij een glimlach om een paar tellen later te struikelen
over Benjamins schoenen. Glijdt daar zo
die glimlach onderuit.
Zodra ik zijn schoenen naast
die van haar zet, vallen haar stappers nog meer op in al hun klein- en schattigheid.
Ineens bedenk ik dat haar lengte ook van het heerlijke is. Volgens mij kijken
wij elkaar recht in de ogen. Ze is drie centimeter langer dan ik, wat hopelijk zo
blijft. Het voelt als wat extra hoop voor deze mum – de kleinste, maar niet de enige ieniemienie.
Schoenen zijn wel een vrouwen ding, hè. Echter niet bij mij, wat Marcel
heel blij maakt. Bij mij geen extra kast voor alleen mijn schoenen. Mijn paren
zijn te tellen op twee handen (winter- + zomerschoeisel samen).
Je moet bij mijn aangetrouwde
nicht kijken. Ze zegt een extra kamer te willen voor haar zoontje, maar volgens
mij is het voor haar pumps. De kamer moet zelfs extra hoog zijn. Die hakken! Ze
zijn not done aan mijn voeten. Met
mijn evenwicht val ik te pletter bij de eerste stap.
Terug naar Senna’s schoenen. Dat ze daar staan vind ik extra leuk, omdat
het bewijst dat iemand zich thuis voelt. Celine’s vriend trekt ook altijd
allereerst zijn schuiten uit. Volgens mij meer omdat het hem te benauwd is, waar ik me troost
met het idee dat hij zich thuis voelt.
Dat thuis-voelen is ultiem op
het moment dat de voetjes hoog gaan. Mensen met opgetrokken benen, verstopt in
een deken en een big smile erboven op mijn bank. Dat is thuis! Wie wil erbij?
Mijn manier om dan weer te laten zien dat ik blij ben dat iemand er is,
is door het voorschotelen van een favoriet gerecht. Senna is gek op mijn lasagne.
Ze krijgt het alleen zelden. Zo jammer.
Ik heb toch al eens verteld dat
wij hier om de beurt een week mogen bepalen wat er ’s avonds gegeten wordt?
Scheelt mij denkwerk, maar nooit klinkt hier op vrijdag: ik wil lasagne. Wat
sneu is voor Senna, want zij eet al wekenlang op vrijdag mee.
Stiekem fluisterde ik Marcel in om in zijn week, volgende week dus, op
vrijdag te kiezen voor lasagne. Met stralende lach vertelde hij Senna dat we volgende
vrijdag haar favoriete gerecht eten. Hij genoot. Voor even.
‘Ik weet niet of ik volgende
week kom.’
‘Huh? Hoezo? Je komt toch elke
week?’, klinkt Marcel teleurgesteld.
‘Ja, maar volgende weekend vier
ik mijn verjaardag en kom dan misschien niet. Jullie komen toch zondag?’
‘Wij komen, natuurlijk!’
‘Mag ik je wat speciaals
vragen?’ Op mijn knik, gaat Senna verder: ‘Wil je lasagne maken voor mijn
verjaardag, want het is een all-inclusive-feestje.’
‘Natuurlijk maak ik Lasagne. Ik
verheug me er al op. Voor hoeveel mensen moet ik het maken? Eén ovenschaal is
voor zes personen.’
‘Eén is genoeg, want anderen
nemen ook wat mee.’
Het is voor ons de eerste keer dat we bij Senna op een feestje komen.
Best spannend, want we hoorden al eens dat
wij best maf zijn, maar daar? Daar blijken ze knettergek te zijn. Kan leuk
worden.
‘Hoeveel dwaze familieleden
komen er eigenlijk?’
‘Mijn twee nichten,’ ze had
eerder die middag verteld dat zij zo goed met elkaar op kunnen schieten, ‘Roos*
en Fleur* (*nepnamen) komen…’ Ik hou twee vingers voor haar neus op. ‘niet!’,
zegt ze er achteraan. Mijn vinders schieten weer oplaag.
‘Dat schiet op.’
‘Begin jij altijd met optellen
wie er niet komen?’
‘Ja, blijkbaar!’ Ze kan wel
lachen om de vraag.
‘Goed dan gaan we terugtellen. Als
we nou beginnen met Nieuw Zealand. Dat zijn 4.510.327 peoples die niet komen.’
‘Wauw, dat scheelt een hoop
lasagne,’ klink ik behoorlijk opgelucht.
‘Hoeveel Chinezen kunnen we uitschrijven?’,
vraagt Marcel vervolgens.
‘Tel er 1.382.000.000 afwezigen
bij op.’