De spanning in de auto klimt met elke kilometer. Nog
één bocht.
‘Daar is
het,’ doorbreekt Marcel de geladen stilte. Hij knikt naar links, terwijl hij
zijn ogen op de weg houdt. Wij draaien gedrieën ons hoofd naar rechts. We
staren naar een plein, omgeven door huizen.
‘Het kan elk
huis zijn.’ Gelukkig hangt daar een bordje: HUISNUMMERS 2 – 20. ‘Daar ergens
ligt het. Benjamin, you go!’ Ik draai
me om en steek mijn duim omhoog.
‘Jullie
blijven toch niet hier staan! Ga maar een straat verderop, ik wil jullie
pottekijkerigheid niet.’
‘We gaan al!’
Ons plan is alles behalve afwachten. Amper een straat
verderop geparkeerd, stappen we uit, lopen naar de hoek van het pleintje om
POEF onszelf in het volle licht van een sensorlamp te vinden. Heel even snap ik
waarom sommige hangjongeren zo’n lamp mollen. Echter heb ik geen tijd om dat
hier eigenvoetig uit te voeren, want ineens klinkt:
‘Wat doen
jullie nou? Ga weg!’ Meneer klinkt terecht bars, maar onze nieuwsgierigheid is
ontembaar.
We lopen bedruppeld terug naar de auto.
‘Dan maar
Lucky TV kijken op de telefoon,’ klinkt mijn wederhelft sip.
Even een sprong terug in de tijd:
Afgelopen
donderdagavond hingen we als gezin rondom onze hangplek, de eettafel. Hier
ontstaan onze beste ideeën, want telefoons zijn niet toegestaan, de tv of radio
staan uit. Het hing in de kooklucht.
De dag
evaluerend ontdekten we het ontstaan van een romance tussen Benjamin en een
meisje en Benjamin wil haar morgen iets vragen.
‘Doe het met
een roos tussen je tanden!’
‘Mama nee!’
‘Ga naar de
Action en koop zo’n enorme teddybeer.’ Benjamin rolt met zijn ogen. We zagen al
voor ons hoe Benjamin met die beer verstopt onder zijn jas (de berenpoten
steken onder zijn jas vandaan) aanbelt en zegt een klein verrassinkje te
hebben.
‘Waarom moet
ik perse iets geven? Ik ben toch genoeg!’
‘Ik krijg
inderdaad nooit genoeg van jou! Maar waarom tot morgen wachten wat je ook
meteen kan doen? Ik wil vanavond je chauffeur zijn!’
‘Ik ook!’,
roept Marcel alsof hij beter kan rijden.
‘Maar ik weet
niet waar ze woont.’
‘Daar is
facebook, zoeken we het meisje, ontdekken haar mama en… oh, ze zit niet op
facebook.’
‘Ik kan een
vriendin (infiltrant) vragen.’ Benjamin appt er plotseling lustig op los.
Met het adres in de pocket, komt de volgende vraag: hoe weten we zeker dat ze thuis is?
‘Ik kan
natuurlijk een skype-tijd afspreken en in plaats van thuis zitten skypen, sta
ik voor haar deur.’
‘Geniaal!’ Ik
krijg hier steeds meer zin in.
‘Behalve dat
ik geen 4G op mijn telefoon heb en zonder wifi of hotspot valt er niets te
skype-neppen.’
‘Dat is bij
deze opgelost! Ik blijf achter je staan met mijn telefoon. Ik wil graag jouw
hotspot zijn.’ Mijn man klinkt er romantisch bij.
‘Ja hoor,
ziet ze ons al lopen, vraagt ze: wat doet die man achter je? Zeg ik: dat is
mijn wifi.’
‘De oplossing
is natuurlijk dat je mijn Phone als hotspot in je zak houdt.’ Kom ik met de
beste oplossing.
Met de
skype-date om 19.30 uur, wifi dat geregeld is en een adres ontfutseld kunnen we
gaan! Uitgelaten en opgewonden lopen we gevieren naar de auto. Dit gaan we fixen!
Zo zitten we in de auto Lucky tv te kijken, met
Benjamin ergens verderop in de straat.
‘Echt
opschieten doet het niet hè?’, zeg ik wat ongeduldig na een kwartier.
‘Zal het
opvallen als we af en toe de straat in rijden om te zien hoe het gaat en dan
weer achteruit terug rijden?’
‘Natuurlijk
valt dat niet op,’ zegt Celine die het beslagen raam vol tekent met B♥J.
Ondertussen appte Benjamin mij met een Status Report. Bij de tweede trilling in
zijn eigen jaszak viel het appje en volgde een PLING via Marcels telefoon, lees gerust even mee:
Zo zijn we onverwacht van de auto naar de huiskamer
van onbekenden verhuisd en zitten we op de bank. Gezellig aan een beker thee,
met een vader des huizes die onze familie-actie fantastisch vindt en zegt:
‘Je laat je
ouders toch niet achter in de auto?’
Kijk,
tenminste iemand die het begrijpt.
Zou hij ook begrijpen waarom we hier echt zijn?
Al dagen legt
Benjamin kilometers af in onze huiskamer. Dan gaat hij weer zitten, staat weer
op en krijgt amper een hap door zijn strot. Ik vermoed dat ergens anders in de
omgeving een meisje evenzoveel slapeloze nachten kent. Wachtend op die ene
vraag…
Oh wacht, een woord mag niet meer gezegd. Maar hoe
stel je dan die ene vraag:
Wil je een
relatie met me, klinkt behoorlijk officieel.
Wil je met
mij, vraagt om de vraag, wat dan?
Wil jij mijn
vriendin zijn, klopt niet als je al vriendin bent?
Wil jij mijn
dé vriendin zijn, vind ik tof, maar Benjamin vindt die niet jofel.
Dan blijft:
Wil jij met me trouwen als we over vijf jaar nog samen zijn?
Mijn vraag blijft: wat heeft Benjamin nou werkelijk
gevraagd? Want blijkbaar is er aan het eind van de avond sprake van verkering. Yes!!!
Oh ships, heb
ik toch dat ene woord gebruikt.