‘Hoor
je dat?', vraag ik Marcel met de slaap nog in mijn ogen.
‘De vogels?'
‘Nee!'
‘De wind?'
‘Nee, luister nou toch!'
‘Nee!'
‘De wind?'
‘Nee, luister nou toch!'
‘Uhm…’ Zijn
wazige blik zegt meer dan zijn stilte. Ik ervaar een ernstige vorm van
onverstandhouding. Ik dacht dat hij me wel begreep.
'Ik hoor een
storend factortje.’
‘Oh, dat kindertje,’
zegt hij ineens begrijpend, 'gelukkig klinkt die niet zo dichtbij als vorige keer.’
Daar heeft mijn manneke een punt. Toen kampeerden
we hier ook, maar leek het wel of alle jonge gezinnen hun caravans rondom ons
buitenverblijf hadden geplaatst. Elke ochtend werd ik wakker van tetterende
blagen en nog erger, het ge-‘sssstttt’ van de ouders.
‘Ma-ha-ma-aa!’,
klonk naast onze vouwwagen. Het klonk alsof ze bij me binnen stonden.
‘Niet
zo hard, de mensen naast ons liggen nog te slapen,’ klonk er achteraan.
Niet dus. Ik was wakker.
Kindertjes…
aan hen ga ik nog wel eens voorbij als het gaat om kampeerzin. Nu onze kinderen
zo GROOT zijn en zij het genot van uitslapen kennen, vergeet ik bijna hoe het
vroeger was. De dagen dat ik gewekt werd door twee vroege vogeltjes. Ik vond
het heerlijk!
Tot
nu!
Nu genieten Marcel en ik van een kinderloos
weekend op de camping. Dat is nog eens goed geregeld. De kinderen hebben hun
eigen feestje. Het afscheid was kort en tranen-loos. Volgens mij dacht ieder van
ons: vrijheid blijheid.
Mijn vrijheid zou bestaan uit wandelen en nog
eens wandelen zonder gezeur. De jongelui willen nooit meer mee en als ze mee moeten klinkt steeds:
‘Waar
zijn we, waar moeten we heen?’ Zucht, steun, kreun. Zo vermoeiend! Maar dit
weekend even niet. Ik ben hier met degene die net als ik graag zijn benen
strekt.
‘Let’s
go!’, klinkt dan ook al snel na het ontbijt. Ik ben er klaar voor, pak de
wandelkaart erbij en zoek naar een startpunt.
‘Ja,
lekker een uurtje wandelen. Goed plan. Het weer is nu mooi.’
‘Als we
nou de rode route doen, die is niet zo lang. Dan zijn we terug vóór de lunch en
kunnen na jouw schoonheidsslaapje weer een route lopen.’
Dat klinkt natuurlijk
als gitaarmuziek voor Marcel.
‘Ik
vind het prima. Jij kiest altijd de juiste routes,’ zegt ie.
‘Mooi,
volg uw reisleider!’ Ik pak mijn rugtas en stap de tent uit. ‘We gaan!’
We volgen de rode paaltjesroute tot ik een
pad zie waarvan ik denk dat die vele malen mooier is dan waar we nu op lopen. Bovendien
kennen we de rest van deze wandeling als onze drinkflessen.
‘Schatje,
we stappen over op de blauwe route.’ Ik hou de kaart onder zijn neus en laat
hem de hernieuwde route zien.
Na weer een poosje lopen, blijken we op een
weg beland te zijn waar erg veel wielrenners ons wandelfun ernstig
verontrustigen. Marcel’s oog valt daarbij op een banner waarop staat: LIMBURGS MOOISTE
- een groots fietsevenement in Limburg, precies hier en nu.
Even verderop ontdek ik een zijweg met een
zwarte paaltje en check de kaart.
‘Marcel,
kijk, vanaf nu volgen we de zwarte route.’ Hij volgt gehoorzaam, vertrouwt me zoals
altijd volledig. Dat is behoorlijk slim, want hij weet dat mijn
richtingsgevoel, mede dankzij de kaart, maar ook zonder kaart beter is dan dat
van hem.
Al met al bewandelen we een prachtige tocht
met zelfs een 360° uitzichtpunt. Zo
vaak hier geweest, maar dit punt nooit gezien. Wat een genot.
Weer terug bij de tent krijgt Runkeeper het eerste woord:
‘We
hebben 6,61 kilometer gelopen en zijn ongeveer twee uur onderweg geweest.’
‘Duidelijk
is dat jij de kaart in handen had!’
‘Wat zeur
jij nou? Ik wist al die tijd waar we waren. Het was toch prachtig!’
‘Kaartlezen
kan je zeker. Maar ik had het over een uurtje wandelen. Jij maakt er gelijk twee uur van.’ Hij ploft in de stoel,
trekt zijn schoenen uit en vervolgt:
‘Vanmiddag
gaan we een half uurtje! Hoor je me? Een half uurtje!’