zondag 26 juli 2020

Midlifecrisis?


Zoveel mensen leerde ik kennen sinds oktober 2018. Zoveel leuke gesprekken heb ik gevoerd. Zoveel onderwerpen van dichterbij bekeken. Zoveel grappige momenten beleefd met soms een brok in de keel en zeker blunders gemaakt. Gelukkig waren de meeste weg te lachen.
    Bovenaan staat dat het werken voor Houtens Nieuws geweldig blijft.

Persoonlijk
Eén interview in het bijzonder, of in ieder geval een moment in dat gesprek, vergeet ik niet snel meer. Het speelde een week of twee geleden. Ik zat in een ontzettend leuk gesprek voor mijn vaste rubriek het ‘Zaterdagportret’; een tweewekelijkse rubriek waar ik met veel plezier aan werk, omdat ik mensen ontmoet die ik niet snel via een andere weg zou spreken en in korte tijd ietsie beter leer kennen. Eigenlijk blijft het steeds een feestje om mensen te ontmoeten en hun verhalen te horen.
    Ja, ik koester het Zaterdagportret als leukste rubriek van mijn hand, want het gaat daar om het persoonlijkere verhaal.

Zaterdagportret
Veelal noemt mijn redacteur de namen van mensen voor het portret. Dat is wijs, want zij zit meer dan ik op het nieuws en in de actualiteit. Ik ben blij met haar, mijn neus is daar nog niet zo uitgebalanceerd. Soms noem ik een naam, maar is het niet actueel genoeg en komt die in de wacht. Wie weet sta jij als Houtense inwoner genoteerd. Vaker noemt de redacteur een naam die mij niets zegt. Soms vond ik het spannend, want dan was het best een bijzonder iemand. Ik ben die angst echter meer en meer gaan verliezen want hé we gaan allemaal een paar keer per dag naar het toilet voor een nummer 1 of 2. Uiteindelijk ontmoet ik altijd een mens, met haar of zijn passie, pijn en kunstje.
    Niet alles wat ik hoor beschrijf ik, soms is het te persoonlijk, wel maakt het mijn plaatje compleet. Dat ik het weet, het me toevertrouwd wordt, is een bewijs van vertrouwen, dat is gaaf!

Verhuisbericht
Een enkele keer vraagt iemand:
    ‘Mag ik eens in het portret?’
    ‘Waar woon je?’ Vraag ik terug. Kijk, iemand moet meer dan beroemd of berucht zijn.
    ‘Ik woon niet in Houten.’ Waarop ik een PEP geluid maakt waardoor de ander weet dat het een fout antwoord is.
    ‘Je moet in Houten wonen om in het portret te komen.’ Ondertussen wacht ik op het verhuisbericht.

Blozen
Gaan we twee weken terug. Ik zat bij iemand aan tafel voor een Zaterdagportret. Een man deze keer. We wisselen ze af: na een man een vrouw en weer een man en weer een vrouw en weer een man en dan een vrouw, zo kom ik met gemak aan 800 woorden.
    De beste man vertelde dat hij vier kinderen heeft. Ik vergat de verdeling dochters en zoons. Wel weet ik dat één van de kinderen 38 is. Ik zat ineens rechterop op mijn stoel:
    ‘Dat ben ik ook!’ Evensnel zakte ik terug in de stoel en hield verschrikt mijn handen voor mijn mond. Ik kreeg de kleur van de binnenkant van een watermeloen. ‘Sorry, dat is zo enorm gelogen.’ De ander keek me niet begrijpend aan. Waarom zou hij het ook begrijpen? Ik interviewde hem, wat wist hij van mij? In ieder geval niet dat ik er tien jaar naast zat. Tien jaar! Dat zette ik direct recht:
    ‘Wat een leugen! Ik voel me 38, maar zit er in werkelijkheid tien jaar naast. Niet in mijn nadeel overigens. Ik ben 48.’

Back in time vooruit
Ik geloof  het gewoonweg zelf niet. Het is toch wat, voelt 48 zo? Het is helemaal niet erg. Ik bedoel: ik voel me 38, ben 48. Dat is toch tof! Ik had me ook 58 kunnen voelen en dat is niet zo! Ik vind 48 een feestje, een midlifefeestje! Waar anderen hun leven beginnen met een kleintje, sta ik op het punt de kleintjes het huis uit te schoppen. We gaan in huize Typisch Irene terug naar het begin, maar wel zo’n twintig jaar later, grijzer, uitgezakter en vergezeld van opvliegers.
    Echt, mijn bril moet soms af, omdat het beslaat bij weer een opvlieger. De hitte die ik afgeef veroorzaakt soms een walgelijke kloof tussen mijn lief en mij. Ik snap het en zoek weer een gastendoekje om mijn voorhoofd af te vegen.

Bergtop
Toch blijft het een feestje. Ik heb nooit eerder zo op mijn plek gezeten. Ik weet gave mensen om me heen, me gedragen door heerlijke vrienden, ik doe werk waarvan ik nooit dacht het ooit te doen. Het had-ik-maar klinkt hier niet en als ik het al zei, verzekerde mijn manneke me dat het nonsens is me dat af te vragen. Hij vraagt dan:
    ‘Ben je happy?
    ‘Ja!’, is mijn antwoord. ‘Ik sta op de top van mijn berg.’ Dat ik daar alleen maar af kan vallen, denk ik gewoonweg niet aan.