Alle gewandel vraagt
soms om creatieve ideeën of is het andersom? Creatieve ideeën vragen om een
wandeling? Best leuk om hier over na te denken. Ik blijf hangen bij het
laatste.
Ik kan maar zo
opstaan (niet dat het zo gemakkelijk gaat), vervolgens zorgen voor ons gezinsontbijt
en als iedereen klaar is zelf de badkamer in duiken om eenmaal opgesmukt te bedenken:
ik heb schrikbarend zin in een Caffè Mocha van Starbucks. Voor de juiste
schrijfwijze vroeg ik Google om raad. Krijg ik er ongevraagd way too much information bij! Blijkt het
ineens een Koffie Verkeerd!
Alsof ze (wie ze zijn?) me willen beschermen,
verpesten ze pardoes mijn plezier in zo’n hemelse bak koffie. Kijk gerust hier mee,
terwijl ik de andere kant op kijk.
Het is gemeen hoe zoiets
lekkers zo huge fout wordt - een
beker vol dikmakers en daarmee slecht voor de goedgebouwde figuren onder ons, plus
een prijskaartje dat er evenmin om liegt.
Conclusie: nooit een Starbucks in ons stadse
dorp.
Ik zou ik niet zijn
als ik niet toch een enorm sterke reden bedenk om die massa calorieën naar
binnen te mogen werken. Een smoes die werkt is die waarin ik mezelf mag belonen!
Zo bedenk ik: als ik nou eerst wat vet verwandel,
mezelf daarvoor beloon en daarna de nieuw verworven calorieovervloed er weer af
loop, is er niets aan het lijfje? Dit is de perfecte vereniging van het
noodzakelijke (bewegen) met het zalige (koffie).
Valt het al op dat
ik ontegenzeglijk goed ben in het verzinnen van smoezen voor een feestje? Beter
nog, ik weet waar ik moet zijn als ik inspiratieleeg voor me uit staar. Dan
leun ik op MONA en haar toetje.
Zij deelt op elk afsluitend folietje een feestreden.
Ze kauwt het gewoon voor. Zelf hou ik niet van die toetjes, maar iemand anders
wel. Eens kijken wat op het bakje in de koelkast staat:
Komt MONA natuurlijk precies nu
met een verkeerd voorbeeld voorbij. Skippen!
Mijn zin in Caffè
Mocha skipt echter niet. Sterker nog, ik besluit naar het station te lopen en de
trein te pakken. Ik stap omwille van het bewegen een station te vroeg uit
en maak via de werven en grachten een mooie tocht door de Utrechtse binnenstad.
Eindpunt: Starbucks.
Klinkt als een sterk en super maf plan. So
me! Oké, niet sterk, wel knettergek!
Krijgt manlief lucht
van mijn alternatieve wandeling en appt me. Hij weet dat ik niet sterk ben en wat
hij daarom van me kan verlangen. Ik ben benieuwd, jij ook? Daar komt het appje:
Hij: Als je naar Station Vaartsche Rijn
gaat, kun je dan iets opmeten?
Moi: Ja
Hij: Onder het station is een parkeergarage
daar hangen blauwe bordjes ergens
Wauw! Dat is by far het langste appje dat ik ooit van
hem kreeg. Hij versterkt zijn vraag met twee foto’s, zodat ik weet waar ik naar
moet zoeken. Wacht, hij typt nog een appje
Hij: ik heb de afmetingen van het bord nodig
en van het witte vlakje
Moi: ga ik het meteen doen als ik daar ben
Even een rolmaat
zoeken.
Dat blijkt niet zomaar gedaan, want gemeenschappelijke
spullen liggen natuurlijk precies wanneer ik het nodig heb, niet waar het hoort.
Als het van mij alleen was, dan kon ik het zo vinden. Mijn spullen liggen op
een vaste plek in mijn bureau. Diezelfde plek is verklaard tot verboden terrein.
Het is mijn-stilte-en-blijf-weg-gebied. Alleen met toestemming mag je daar
iets pakken of lezen. Anders moet je wegwezen!
Oh,
daar volgt nog een appje van mijn lief:
Hij:
Lief hè, nog niets gedaan en hij vindt me nu
al top!
Tijd om te gaan, ik
ruik Caffè Mocha.
Eerste halte: station Vaartsche Rijn. Ik
zoek even naar de ingang van de garage. Al snel volgt een appje naar manlief:
Hij: Belletje drukken en zeggen dat je van
RitsRats bent en moet meten.
Moi: Oké (tjonge, ik kan ook kort van stof
zijn! Ik ben nog nooit zo kortaf geweest. Hoera ik kan het!)
Hij: *stuurt me de naam van de opdrachtgever*
zodat als iemand moeilijk doet je met namen kan smijten. Zal vast en zeker
helpen.
Ik druk op het
belletje en bedenk even: zal ik wegrennen? Te laat! Er klinkt een mannenstem.
‘Goedemorgen, waarmee kan ik u helpen?’
‘Ook goedemorgen meneer, ik moet even iets
opmeten.’
‘Ja, en?’
‘Nou, ik kan de parkeergarage niet in, maar
mijn man vroeg me iets op te meten.’
‘En uw man is?’ Ik wil bijna antwoorden met:
hij is heel lief. Daar heeft die onbekende in het luidsprekertje vast geen
boodschap aan.
‘Dat is RitsRatsReklame.’
‘Prrrrrr’ klinkt; ik
kan naar binnen. Ik ben gigantisch verbaasd. Ik heb nooit geweten dat RitsRatsReklame
een toverspreuk is! Vanaf nu weet ik wat ik moet zeggen als ik ergens binnen
wil komen!