zaterdag 12 maart 2016

Blond



Vrouwen en auto’s zijn toch wel een dingetje! Oh nee mijn vriendin, ik en één auto, zijn een dingetje. Ik mag natuurlijk niet generaliseren. Als ik zeg dat vrouwen niks van auto’s weten, krijg ik de super getraumatiseerde, ik bedoel geëmancipeerde dames over me heen.

Al goed, mijn vriendin, twee auto’s en ik hebben afgesproken bij haar werk, om vandaar met één auto samen te gaan wandelen. Er is echter één dingetje; haar auto. Elkaar amper begroet, meld madam vriendin:
    ‘We moeten naar de garage, want mijn auto geeft de melding: VERBODEN DE AUTO TE STARTEN.’
    ‘En toch wil jij instappen en wegwezen ondanks die melding?’
    ‘Ja, want de garage komt niet hierheen.’ Ik kijk even om me heen en zie inderdaad geen garage naderen.
    Volgzaam als ik ben stap ik haar auto in. Ik ben er niet de persoon naar om met de armen over elkaar buiten de auto te blijven staan en haar alleen te laten. Als zij risico’s neemt, dan doe ik mee. Ook al vind ik het VERBODEN DE AUTO TE STARTEN  dreigend klinken en ben ik bang voor problemen. Stel je voor dat we worden gelanceerd of straf krijgen en 100 strafregels moeten schrijven: WE MOCHTEN DE AUTO NIET STARTEN EN DEDEN DAT TOCH! WIJ ZIJN STOUT! Ik mag hopen dat ik straks nog kan schrijven.

Als het mijn auto was die zei VERBODEN DE AUTO TE STARTEN, zou ik direct mijn fiets pakken. Dat is nog beter voor de billen ook. Maar mijn rode monster is niet van het zelfdenkende. De enige boodschappen die ik doorkrijg zijn: een geel lampje als ik (zucht, alweer) moet tanken, een wijzertje dat aangeeft hoe hard ik rij (erg handig) en door de duizelingwekkende toerenteller kan ik zien hoeveel rondtes mijn karretje zich omkeert om vooruit te komen.

Mijn vriendin (ik noem haar vanaf nu Madelon, ze doet me enorm denken aan een tienervriendin, echt een schat) steekt ondertussen de sleutel in het contact. De durfal. Ik hou me stevig vast aan het handvat  in de deur en wacht af wat er komt. Ik hou mijn adem in.
    De auto start, schijnbaar probleemloos. Ik hoor niets piepen, kraken of bonken. We staren in stilte en gezusterlijk naar het dashboard.
    ‘Die melding is weg! En we zijn niet ontploft.’ De opluchting in Madelons stem is hoorbaar.
    ‘Mooi zo, op naar het bos.’
    ‘PLING’, mengt de auto zich in ons gesprek.
    ‘Kijk daar is die melding.’ Er staat echt VERBODEN DE AUTO TE STARTEN maar na een witregel staat er ook OVER 2400 KILOMETER.
    ‘Wacht even, je hebt die 2400 kilometer over het hoofd gezien. We kunnen gemakkelijk naar Parijs en terug. Best leuk eigenlijk, kom we gaan!’
    ‘Ja, naar de garage, want dáár staat dat we Urea moeten bijvullen.’ Madelon wijst naar een andere plek op het dashboard.
    ‘Ik moet ook bijgevuld worden. Zal Urea lekker zijn? Het klinkt als urine. Ik moet toevallig wel plassen, dus als we dat nou in de auto gooien. Zal het werken?’ Ik besluit het echter op te houden. We staan namelijk nog steeds voor het kantoor van Madelons werk. Ter verduidelijking: dat is het landelijke hoofdkantoor van onze kerk. Ik ga natuurlijk niet mijn lidmaatschap verplassen voor een auto. De garage bezoeken klinkt beter!

Je mag gerust weten dat Madelons haarkleur donker is, maar als het gaat om auto-kennis, blijkt ze net zo blond als ik. Dat heeft ze dan niet van haar pa, hij is automonteur. Voor vertrek zoeken we even op wat Urea is en stappen zodoende voorbereid en minder blond de garage in.

Of is ze misschien iets blonder dan ik ben? Eenmaal bij de garage is zij het die vraagt:
    ‘Zullen we gelijk bij de garage binnenstappen of eerst naar de receptie?’
    ‘Laten we die deur ertussen proberen.’ We lopen erop af en lezen INGANG OM DE HOEK. Madelon is echter van het niet-verder-lopen-dan-nodig-is en stapt de garage binnen.
    ‘Mevrouw, u moet zich eerst melden bij de receptie om de hoek.’

Bij de receptie kijken zes mannenogen naar ons op. Wij hebben alleen oog voor de woorden boven hen: SHOWROOM, WERKPLAATS, en nog iets wat ik vergeten ben. Klachtenbemiddeling of zo?
    De meneer onder WERKPLAATS wordt afgeleid door een telefoongesprek. We gaan netjes op hem wachten.
    ‘Kan ik u helpen?’ Onze gezichten gaan tegelijk naar links. Daar staat een man in strak pak, gretig om deze schone deerntjes (heel schoon) te helpen.
    ‘Nee,’ zegt mijn vriendin zelfbewust en wijs op het bord WERKPLAATS. ‘Mijn mans auto heeft problemen met zichzelf en uw balie is niet voor de werkplaats. Kijk maar.’
    ‘Ik kan u vast en zeker ook helpen, zeg het maar.’
    We zetten direct een paar stappen naar links en zelfverzekerd verteld Madelon over de dorst naar Urea, ook wel Adblue genoemd. Dat is 1-0 voor de ladies, meneer doe uw mond maar dicht.

Terwijl de auto wordt gevuld, worden wij gewezen op de theehoek.
    Dat werd tijd: het duurde niet lang meer dan klonk bij mij een melding: IRENE DROOGT UIT!