Vrouwen en auto’s zijn toch wel een dingetje! Oh nee mijn vriendin, ik
en één auto, zijn een dingetje. Ik mag natuurlijk niet generaliseren. Als ik
zeg dat vrouwen niks van auto’s weten, krijg ik de super getraumatiseerde, ik
bedoel geëmancipeerde dames over me heen.
Al goed, mijn vriendin, twee auto’s en ik hebben afgesproken bij haar
werk, om vandaar met één auto samen te gaan wandelen. Er is echter één
dingetje; haar auto. Elkaar amper begroet, meld madam vriendin:
‘We moeten naar de garage, want
mijn auto geeft de melding: VERBODEN DE AUTO TE STARTEN.’
‘En toch wil jij instappen en
wegwezen ondanks die melding?’
‘Ja, want de garage komt niet
hierheen.’ Ik kijk even om me heen en zie inderdaad geen garage naderen.
Volgzaam als ik ben stap ik haar
auto in. Ik ben er niet de persoon naar om met de armen over elkaar buiten de
auto te blijven staan en haar alleen te laten. Als zij risico’s neemt, dan doe
ik mee. Ook al vind ik het VERBODEN DE AUTO TE STARTEN dreigend klinken en ben ik bang voor
problemen. Stel je voor dat we worden gelanceerd of straf krijgen en 100
strafregels moeten schrijven: WE MOCHTEN DE AUTO NIET STARTEN EN DEDEN DAT TOCH!
WIJ ZIJN STOUT! Ik mag hopen dat ik straks nog kan schrijven.
Als het mijn auto was die zei VERBODEN DE AUTO TE STARTEN, zou ik direct
mijn fiets pakken. Dat is nog beter voor de billen ook. Maar mijn rode monster is
niet van het zelfdenkende. De enige boodschappen die ik doorkrijg zijn: een
geel lampje als ik (zucht, alweer) moet tanken, een wijzertje dat aangeeft hoe
hard ik rij (erg handig) en door de duizelingwekkende toerenteller kan ik zien hoeveel
rondtes mijn karretje zich omkeert om vooruit te komen.
Mijn vriendin (ik noem haar vanaf nu Madelon, ze doet me enorm denken
aan een tienervriendin, echt een schat) steekt ondertussen de sleutel in het
contact. De durfal. Ik hou me stevig vast aan het handvat in de deur en wacht af wat er komt. Ik hou
mijn adem in.
De auto start, schijnbaar
probleemloos. Ik hoor niets piepen, kraken of bonken. We staren in stilte en gezusterlijk
naar het dashboard.
‘Die melding is weg! En we zijn
niet ontploft.’ De opluchting in Madelons stem is hoorbaar.
‘Mooi zo, op naar het bos.’
‘PLING’, mengt de auto zich in ons
gesprek.
‘Kijk daar is die melding.’ Er
staat echt VERBODEN DE AUTO TE STARTEN maar na een witregel staat er ook OVER
2400 KILOMETER.

‘Ja, naar de garage, want dáár
staat dat we Urea moeten bijvullen.’ Madelon wijst naar een andere plek op het
dashboard.
‘Ik moet ook bijgevuld worden.
Zal Urea lekker zijn? Het klinkt als urine. Ik moet toevallig wel plassen, dus
als we dat nou in de auto gooien. Zal het werken?’ Ik besluit het echter op te
houden. We staan namelijk nog steeds voor het kantoor van Madelons werk. Ter
verduidelijking: dat is het landelijke hoofdkantoor van onze kerk. Ik ga natuurlijk
niet mijn lidmaatschap verplassen voor een auto. De garage bezoeken klinkt beter!
Je mag gerust weten dat Madelons haarkleur donker is, maar als het gaat
om auto-kennis, blijkt ze net zo blond als ik. Dat heeft ze dan niet van haar
pa, hij is automonteur. Voor vertrek zoeken we even op wat Urea is en stappen zodoende
voorbereid en minder blond de garage in.
Of is ze misschien iets blonder dan ik ben? Eenmaal bij de garage is zij
het die vraagt:
‘Zullen we gelijk bij de garage
binnenstappen of eerst naar de receptie?’
‘Laten we die deur ertussen
proberen.’ We lopen erop af en lezen INGANG OM DE HOEK. Madelon is echter van het
niet-verder-lopen-dan-nodig-is en stapt de garage binnen.
‘Mevrouw, u moet zich eerst
melden bij de receptie om de hoek.’
Bij de receptie kijken zes mannenogen naar ons op. Wij hebben alleen oog
voor de woorden boven hen: SHOWROOM, WERKPLAATS, en nog iets wat ik vergeten
ben. Klachtenbemiddeling of zo?
De meneer onder WERKPLAATS wordt
afgeleid door een telefoongesprek. We gaan netjes op hem wachten.
‘Kan ik u helpen?’ Onze
gezichten gaan tegelijk naar links. Daar staat een man in strak pak, gretig om deze
schone deerntjes (heel schoon) te helpen.
‘Nee,’ zegt mijn vriendin
zelfbewust en wijs op het bord WERKPLAATS. ‘Mijn mans auto heeft problemen met
zichzelf en uw balie is niet voor de werkplaats. Kijk maar.’
‘Ik kan u vast en zeker ook
helpen, zeg het maar.’
We zetten direct een paar stappen
naar links en zelfverzekerd verteld Madelon over de dorst naar Urea, ook wel Adblue
genoemd. Dat is 1-0 voor de ladies,
meneer doe uw mond maar dicht.
Terwijl de auto wordt gevuld, worden wij gewezen op de theehoek.
Dat werd tijd: het duurde niet
lang meer dan klonk bij mij een melding: IRENE DROOGT UIT!