Ken je het Michelin mannetje? Het kereltje dat met een enorme nep-smile wil dat je autobanden van
zijn naam koopt. Hij oogt vooral luchtig in zijn witte pak dat van boven tot
onder bestaat uit flink opgeblazen rubberen ringen. Ik krijg het er benauwd
van.
Ken je hem niet? Google er dan vooral even op los en zoek bij
afbeeldingen op MICHELIN MANNETJE. In no
time vult meneer je beeldscherm wit en is voor jou de voorstelling duidelijk.
Stel je nu voor dat hij een regenpak aan doet dat vijf maten te klein
is. Zou hij dan nog steeds zo blij en vrolijk rondrennen. Of stikken ondanks al
zijn doorluchtigheid? Ik voel een enorme behoefte om in zijn buik te
prikken. Zou het hard knallen?
We verplaatsen ons met hem in gedachten naar Benjamin, mijn zoon. Hij
staart via de achterpui de tuin in en ziet hoe hard het regent. Hij krijgt er per
direct een ochtendhumeur van. Ik kijk over zijn schouder mee.
‘Je doet vandaag toch wel je
regenpak aan?’
‘Ja’, klinkt hij super chagrijnig. ‘Maar waar is die?’ Zo vaak draagt hij het pak dus.
‘Zoals altijd hangt het aan dat
haakje aan de muur’, wijs ik hem vluchtig om vervolgens de tussendeur dicht
te trekken, zodat de kou vooral in de schuur blijft en niet mijn huis in
sluipt.
Terwijl Benjamin in de schuur bezig is, ruim ik de ontbijttafel
af en vraag me af of het een jongens-tik is om een natte spijkerbroek te
verkiezen boven droog overkomen? Meestal regent het niet zo hard en fietst hij
er gewoon onbeschermd vandoor. Celine doet zelden moeilijk om haar regenpak en
heeft ‘m al aan voordat ik ook maar opmerk dat het regent. Een wijze meid, in
mijn ogen.
Ik mijmer verder over
jongen-meisjes verschillen terwijl Benjamin zich steunend en kreunend in zijn
pak hijst.
Hij mag best nurks zijn. Regen stinkt! Ik zou er net zo
chagrijnig van worden als ik erdoorheen zou moeten. Vies herfstachtige
winterweer. Bah!
Dan stapt Benjamin binnen. Erg soepel lijkt het niet. Eerder stijf met zijn armen die
links en rechts uit steken alsof hij ze niet omlaag kan laten zakken. Hij lijkt een robot. Alles lijkt nogal strak gespannen te zitten. Hij zegt niets, alsof zelfs zijn
stem afgekneld wordt.
Meneer draagt zijn lot echter gelaten. Hij loopt in stilte naar het aanrecht om zijn lunchpakket
pakken.
‘Ho, stop, niet met je arm naar
voren bewegen!’ Hij schrikt van mijn abrupte uitroep. ‘Als je nu verder naar
voren reikt, scheur je uit je jas. Je lijkt het Michelin Mannetje wel. Mag
ik even in de kraag kijken?’
‘Hoezo?’ klinkt geknepen uit
zijn strotje. Ik verschiet van kleur. Hij krijgt echt geen lucht meer.
‘Ik wil even de maat checken’,
en kijk snel in zijn jas: “Ik dacht het al, het is maat 140. Natuurlijk
kan je amper ademen. Dit pak is véél te klein. Ik koop vandaag gelijk een
nieuwe pak. Je mag mijn regenjas wel gebruiken?’
‘Ik hou dit pak wel aan, ik heb het toch al
aan.’
‘Wat jij wil.’ Ik moet lachen,
want ik zie al voor me hoe hij nog amper de poort uit is en uit zijn broek en jas
scheurt. Hij komt terug, let maar op.
‘Wacht even, ik check nog even
of je lesuitval hebt.’ Dat is maar goed ook. Ik kijk hem geamuseerd aan.
‘Wat kijk jij nou?’, klinkt humeurig
tegenover me.
‘Je hebt het eerste uur vrij.’ Meestal
vrolijkt dit nieuws mijn kereltje enorm op, nu niet.
‘Al die moeite voor niets’,
verzucht hij en wil zijn rits omlaag trekken.
‘Mam, ik krijg de rits niet
open.’
Ik neem het lipje van hem over
en ben verbaasd over de eigenwijzigheid van de rits om vooral maar op zijn plaats
te blijven. Het lukt me de volgende vijf minuten niet om ook maar iets aan de
situatie te veranderen. Had ik eerder de wens in iemands dikke luchtbuik te
prikken om lucht te laten ontsnappen, voel ik nu een intense drang iemand juist
lucht te geven.
Het is tijd over te stappen op grof geschut. De schaar moet er in!
Of ontploft hier de boel dan ook?