Een betaalde baan? Ik?
Daar heb ik geen tijd voor!
Toegegeven, met opgroeiende kinderen heb ik steeds
meer mijn handen vrij. Toch weet ik niet waar ik tijd vandaan moet toveren om
te gaan werken voor geld. Ik heb me ook zoveel onbetaalde taken en
verplichtingen op de hals gehaald. Een nieuwe taak ligt op de loer.
Vooral sinds ik vrijwilliger ben bij de Nederlandse Patiënten
Vereniging is geld verdienen een ver van mijn bed show. Het werk namens de NPV
heeft mijn hart. Ik geniet intens van het begeleiden van mensen naar het
ziekenhuis, samen wandelen of een boodschap doen, maar het meeste plezier vind
ik in het persoonlijke contact. Dat is me het dierbaarst.
In ruim drie
jaar, heb ik verschillende mensen ontmoet en zoveel dankbaarheid ontvangen - voldoening
gevonden.
De ontmoeting met één vrouw staat bovenaan. Ze is enorm
in mij hart gaan zitten na drie jaar samen optrekken. Eens in de twee weken
wandelde ik met haar.
‘Kom je de
hond weer uitlaten?’, riep ze als ik binnenkwam.
‘Ja
graag, heeft u de riem al om?’, was
steevast mijn antwoord en pakte de rolstoel.
Normaal zou geen krul op mij
hoofd zich op de markt begeven vanwege alle drukte, maar zij wilde daar juist
heen. We bekeken samen kleding en planten, roken van de vis,
spraken met bekenden of kochten wat.
Door haar herontdekte ik de markt. Best
leuk eigenlijk.
Andere keren bleven de jassen aan de kapstok en wandelden
we jasloos naar het park. Ik reed mevrouw op een steiger bij het meer en samen tuurden
we over het water. Zo dacht ik, tot ik zag dat mevrouw meer oog had voor de
vissen vlak bij ons in het heldere water. Ze keek alsof ze die voor het eerst
zag - verwonderd en verrast. Ik besefte dat voor haar elk bloempje, elke
verandering in de natuur, een wonder moet zijn, want ze kwam zelden buiten.
Helaas regende het soms ook. Dan oefenden we onze
rollen als suikerklontjes, bleven thuis
en dronken een binnenhuisbakkie. Met gezellig gebabbel smaakte het prima.
Tot mijn schrik ging het ook eens bijna mis. Vreselijk
vond ik het. Op de terugweg naar huis liep ik een stoep af, precies daar waar
het bedoeld is voor rolstoelgebruikers. Ik ging het fietspad over en wilde de
stoep weer op. Nietsvermoedend duwend bleven daarbij ineens de voorwielen van
de rolstoel steken. Mevrouw schoot een paar centimeter naar voren over de
zitting.
Als zij zich
niet stevig vastgehouden had aan de leuningen, zoals ze altijd deed bij
voorziene oneffenheden, was ze gelanceerd. Ik stond verschrikt en zag visoenen
van hoe deze vrouw door de lucht vloog.
Bekomen van de schrik, nog amper weer op pad, riep ze:
‘Nu koffie!’ In al haar
zacht- en vriendelijkheid, klonken deze woorden elke keer abrupt en klokslag11.00
uur.
‘Nu al?’, was
mijn reactie. Tegenspraak duldde ze niet, want als mevrouw koffie wilde, moest
ze koffie en wel NU! Pas later besefte ik hoe speciaal onze koffietijd werd.
Samen kletsend bij Délifrance, ontstonden de mooiste gesprekken van vreugde en
verdriet, van oorlog en vrede. Verhalen over familie en verlies van dierbaren.
De tijd die ze nam om dingen te vertellen, het voelde heilig. Momenten
met een gouden randje.
Ze zijn verleden tijd. Ik nam afgelopen maart afscheid
van mevrouw en was getuige bij haar uitvaart.
Wat blijft?
Elke keer dat
ik langs haar vroegere huis rij, kijk ik omhoog naar waar zij woonde. De
herinnering blijft. Verzwakt als ze was toen ik haar voor het laatst zag,
bedankte ze me voor zoveel mooie uren samen beleefd. Ik bedankte haar voor het
vertrouwen in mij. Dat ik er mocht zijn voor haar, voor de leuke, vrolijke en
emotionele momenten. Het laatste wat ik haar gaf, was een kus op haar wang.
Ik ben vrijwilliger. Dat blijf ik!
Als
herinnering aan haar en om mijn mooie werk te vieren, drink ik soms een bakkie
bij Délifrance. Om als ik weer buiten sta een andere hond te horen blaffen. Laat
ik maar snel op weg gaan, om die nu uit te laten.