zondag 2 november 2014

Halloween

Heb jij daar iets mee met Halloween? 
   Of is het jou, net als mij, niet met de paplepel ingegoten? Volgens mij geldt dat voor de meeste Hollanders. Het is weer eens uit Amerika aan komen waaien. Ging dat niet ook zo met Valentijnsdag?
   Helaas voor de commercie valt aan mij geen buil te vallen of juist geen buidel te vullen.

Tot Celine me gisteren vroeg of ik snoep in huis heb. Even begreep ik haar bedoeling niet. Het was zelfs een suffe vraag als je bedenkt dat ik altijd lekkers in huis heb. Ze verklaarde zich nader:
   ‘Mama, het is vandaag Halloween.’
   ‘Ja, en? Daar doen wij niets mee. Pompoensoep lust ik niet en al dat enge gedoe. Laat maar aan mij voorbijgaan.’
   ‘Maar mama, dan komen er kinderen langs de deur!’
   ‘Oh, bedoel je dat?’ Voordat ze er erg in had, kreeg ze een blik vol snoep in haar handen gedrukt. ‘Zo kom ik eindelijk eens van alle snoep af dat jullie niet 'lusten'. Zet maar bij de deur.’ Zelfs dat heeft me niets extra gekost, ik had het al in huis!

Halloween. De folders lieten al langer zien dat het meer en meer tot ons landgoed gaat behoren. Het feest van zombies, dracula’s en verminkte pompoenen, van hechtingen, open wonden en bloederigheid. Het feest der engerds!
   Ik hou me er liever verre van voordat ik te erg van slag raak. Je weet toch onderhand wel dat ik het niet heb met 'engerds';  als in angst voor spinnen, enge mannen en smetvrees.
   Bangmakerij is het en met het hele schrikeffect-gebeuren mag het van mij zo de prullenbak in. Mijn zag je gisteren in ieder geval niet buiten. Waardoor ik gelijk na kon denken over een tegen-campagne.

Wat zou het leuk zijn om, waar zij mij denken bang te maken, ik hen juist laat schrikken. Wat heb ik zin om niet steeds van de bank op hoeven te staan voor de openingszin:
   'Snoep of je leven!'
   ‘Hier is mijn snoep! Neem maar mee, die rotzooi!’ Zo kom ik mooi van mijn onverwerkte voorraad af. Hoor jij iemand vragen naar de houdbaarheidsdatum?

De rollen moeten omgedraaid worden, bedacht ik hardop denkend en wist dat ik me in goed gezelschap wist; drie handlangers aan mijn voeten.
   Juist op dat moment zag ik Benjamins zelf gemaakte mes op tafel liggen.
   ‘We zouden natuurlijk iedere keer dat iemand aanbelt, dat mes door de brievenbus naar buiten kunnen steken. Moeten we alleen even afspreken wie de hele avond bij de deur blijft rondhangen om die aanbellende griezeltjes in de ribben te raken.’ Mijn trawanten bleven ineens akelig stil. Niemand wil de hele avond bij de voordeur hangen.

Een beter plan is nodig.
   Die is snel bedacht: bij het aanraken van de bel, krijgt de ongewenste beller een stroomstoot door zijn lijf waarvan de haren maar zo rechtop zijn hoofd gaan staan. Dat is logisch natuurlijk, maar toch moet je het vooral even goed voor je zien. Heeft het kind al zo’n spookachtig masker op, komen daar de haren ook nog recht op de kop bij! Staat vast goed! Je zou denken dat het de bedoeling was!

Beter lijkt het me om te zorgen dat bij een druk op de bel, de storende beller direct een bokshandschoen in zijn oog krijgt. Laat ik nou net dán wel graag de deur open doen:
   ‘Wauw! Wat heb jij dat goed geschminkt zeg, dat blauwe oog!’