Heb jij daar iets mee
met Halloween?
Of is het jou, net als mij, niet met de paplepel ingegoten?
Volgens mij geldt dat voor de meeste Hollanders. Het is weer eens uit Amerika
aan komen waaien. Ging dat niet ook zo met Valentijnsdag?
Helaas voor de commercie valt aan mij geen
buil te vallen of juist geen buidel te vullen.
Tot Celine me gisteren
vroeg of ik snoep in huis heb. Even begreep ik haar bedoeling niet. Het was
zelfs een suffe vraag als je bedenkt dat ik altijd lekkers in huis heb. Ze
verklaarde zich nader:
‘Mama, het is vandaag Halloween.’
‘Ja, en? Daar doen wij niets mee. Pompoensoep
lust ik niet en al dat enge gedoe. Laat maar aan mij voorbijgaan.’
‘Maar mama, dan komen er kinderen langs
de deur!’
‘Oh, bedoel je dat?’ Voordat ze er erg in had,
kreeg ze een blik vol snoep in haar handen gedrukt. ‘Zo kom ik eindelijk eens van
alle snoep af dat jullie niet 'lusten'. Zet maar bij de deur.’ Zelfs dat heeft me
niets extra gekost, ik had het al in huis!
Halloween. De
folders lieten al langer zien dat het meer en meer tot ons landgoed gaat
behoren. Het feest van zombies, dracula’s en verminkte pompoenen, van
hechtingen, open wonden en bloederigheid. Het feest der engerds!
Ik hou me er liever verre van voordat ik te
erg van slag raak. Je weet toch onderhand wel dat ik het niet heb met 'engerds';
als in angst voor spinnen, enge mannen
en smetvrees.
Bangmakerij is het en met het hele
schrikeffect-gebeuren mag het van mij zo de prullenbak in. Mijn zag je gisteren in ieder geval niet buiten.
Waardoor ik gelijk na kon denken over een tegen-campagne.
Wat zou het leuk
zijn om, waar zij mij denken bang te maken, ik hen juist laat schrikken. Wat
heb ik zin om niet steeds van de bank op hoeven te staan voor de openingszin:
'Snoep of je leven!'
‘Hier is mijn snoep! Neem maar mee, die
rotzooi!’ Zo kom ik mooi van mijn onverwerkte voorraad af. Hoor jij iemand
vragen naar de houdbaarheidsdatum?
De rollen moeten
omgedraaid worden, bedacht ik hardop denkend en wist dat ik me in goed
gezelschap wist; drie handlangers aan mijn voeten.
Juist op dat moment zag ik Benjamins zelf
gemaakte mes op tafel liggen.
‘We zouden natuurlijk iedere keer dat iemand aanbelt,
dat mes door de brievenbus naar buiten kunnen steken. Moeten we alleen even
afspreken wie de hele avond bij de deur blijft rondhangen om die aanbellende
griezeltjes in de ribben te raken.’ Mijn trawanten bleven ineens akelig stil. Niemand
wil de hele avond bij de voordeur hangen.
Een beter plan is
nodig.
Die is snel bedacht: bij het aanraken van de
bel, krijgt de ongewenste beller een stroomstoot door zijn lijf waarvan de haren maar zo rechtop zijn hoofd gaan staan. Dat is logisch natuurlijk, maar toch moet je het
vooral even goed voor je zien. Heeft het kind al zo’n spookachtig masker op, komen
daar de haren ook nog recht op de kop bij! Staat vast goed! Je zou denken dat het
de bedoeling was!
Beter lijkt het me
om te zorgen dat bij een druk op de bel, de storende beller direct een bokshandschoen in zijn oog krijgt. Laat ik nou net dán wel graag de deur open doen:
‘Wauw! Wat heb jij dat goed geschminkt zeg,
dat blauwe oog!’