Zo! Iedereen heeft zijn of haar lunchpakket mee, een afscheidszoen gekregen
en is uitgezwaaid. Spitsuur is voorbij. Ik zak achterover in de stoel, mijn
theebeker in mijn handen geklemd en besluit ter plekke een vakantieochtend op
te nemen. Welcome me-time. Proost!
Het idee nog even in huispak te blijven
rondbanjeren met mijn haar alle kanten op bevalt me. Niets of niemand zal
me storen, ik ga niksen vanaf NU!
Plotseling gaat mijn mobieltje. Dat gebeurt zelden en al zeker niet om
kwart voor acht ‘s ochtends. Ik spring op en zie dat het Celine is. Whats up?
‘Mama’, klinkt ze buiten adem,
‘Benjamin is van zijn fiets gevallen en staat niet meer op. Oh er komt een
meneer aan, wacht even…’
Wachten? Waarop? Ik moet weten wat
er is!
Al snel: ‘Mama, deze man gaat
Benjamin naar het ziekenhuis brengen.' Een
man? Hij neemt mijn zoon mee? Ben je betoeterd?
‘Wacht! GEEF ME DIE MAN!', klink ik geschrokken. Geen denken aan dat
mijn bloedeigen kind meegenomen wordt door een vreemde!
‘Dag mevrouw, ik ben dokter die-en-die. Ik zag uw zoon op de grond liggen. Omdat hij
niet opstond ben ik gaan kijken wat er is. Op het eerste gezicht lijkt er niet
veel aan de hand, maar omdat er iemand over zijn buik is gereden, wil ik toch
dat hij naar de Eerste Hulp gaat.’
'Wat? Iemand over heen heen
gegaan?' Och, mijn jongske… 'Uhm, ja, oké, ik vertrouw er maar op dat het goed
komt. Ik kom direct naar het ziekenhuis.’
Ik hijs me ogenblikkelijk in een spijkerbroek en fatsoeneer mijn haar
vluchtig. Ik lijk in de verste verten niet op de vrouw die ik normaal ben. Mylady-zijn
kan ik altijd nog , nu even niet. Make-uploos loop ik de Eerste Hulp binnen en
trek de rits van mijn jas wat hoger . Ik bedenk namelijk dat ik naast make-uploos
ook bh-loos ben. Hoe warm ook, mijn jas houd ik aan!
Bij de balie moet ik nog wat gegevens opsommen en dan kan ik eindelijk naar
Benjamin. Ik zie een infuusnaald
in zijn rechterarm en het manchet van een bloeddrukmeter om de andere.
Daartussenin mijn kereltje. Ik schrik ervan. Hij geeft geen kick, is
gefrustreerd. Dat had ik van een afstand al aan zien komen. Ook weet ik dat hij
niet veel zal loslaten, maar vraag het hoogst nodige. Zijn antwoorden zijn
minimaal geknik of geschud met zijn hoofd.
De verpleegkundige vertelt me dat het infuus bij het protocol hoort. Een
bloedmonster is onderweg. Aan alle kanten hebben ze zijn buik gevoeld en zijn
bloeddruk wordt om-de-zoveel-tijd gecheckt. Het wachten is op een röntgenfoto
en echo. Het is allemaal zo echt. Vooral echt zielig!
‘U mag trots zijn, want uw zoon heeft stoer en zonder problemen alles
ondergaan.’ Ja, zó is mijn kind! Hoewel
hij ook weinig anders kon.
Gaandeweg krijg ik een beeld van de happenings. Benjamin vertelt steeds meer en ik opper: ‘Wat naar dat
er iemand over je heen is gereden.’ Waarop hij me onbegrijpelijk aankijkt.
‘Mama, het was niet iemand, het was
Celine.’
‘Wat?' Ik val stil. Ineens besef ik
dat zij zich vreselijk moet voelen. Juist op dat moment ontvang ik een smsje
van haar, waarin ze mijn gedachten bevestigt. Zodra het pauze is hebben we telefonisch contact en kan ik haar geruststellen.
Vlak na mijn belofte haar op de
hoogte te houden, komt een verpleger de ruimte in. Hij wijst op Benjamins
schooltas en zegt verbouwereerd: ‘Is
zijn tas altijd zo zwaar? Dat moet niet mogen!' Oh help, die tas. Vanochtend
klaagde Benjamin al dat die zwaarder was dan anders. Nog amper buiten onze tuin
viel hij bijna om door het gewicht van die schooltas. Ik dacht dat hij het
speelde. Nu lag hij hier. Is het de schuld van de tas? Sterker nog, van school?
De verpleger vindt van wel en dat
ik school maar aan moet klagen. Benjamin veert op uit het bed en glundert. Tuurlijk, hij ziet
het aanklagen van school voor kindermishandeling wel zitten. Vooral de gevolgen
zullen hem aanstaan: minder schooluren staat gelijk aan minder boeken en meer me-time. Die rekensom kan zelfs hij maken. Het liefst gaf hij me direct pen en papier met de woorden: ‘Mama, jij
schrijft toch zo graag? Ga je gang!’
Gelukkig klinken na een uur of drie de verlossende woorden: ‘Benjamin mag
naar huis. Alles wijst uit dat het goed is.’ We zijn opgelucht, maar we gaan nog niet naar huis: ‘Wij gaan even langs school.’
‘Hoezo?
Ga je ze gelijk aansprakelijk stellen? Daar moet ik zien!’ zegt Benjamin blij.
‘Nee schat, we gaan Celine met eigen ogen laten zien dat jij in orde bent en wel NU. Kom!'
‘Nee schat, we gaan Celine met eigen ogen laten zien dat jij in orde bent en wel NU. Kom!'
Eenmaal thuis kijken de bewijzen van een ochtendje me-time me aan. De tafel in ontbijtmodus, de vaatwasser nog vol.
Dit was some vakantieochtendje zeg!
Moet ik vaker doen! Maar nu eerst een BH aan!
Ps. Bij de toestemmingsverklaring om dit te mogen plaatsen, eisen de kinderen dat ik erbij opmerk dat niemand hen over het gebeurde mag aanspreken of ernaar vragen. Dus geen woord hierover, tegen niemand op geen enkele plek of manier! Deal? ;-x