Wat heb ik gezegd?!
De woorden vlogen er eerder uit dan ik de gevolgen kon overzien.
Ik ben ook zo’n flapuit! Wat een gevolgen door één onnadenkende opmerking. Ik
moet eens leren mijn snavel te houden.
In onze tuin staat een prachtig krullende wilg met twee
stammen die wat om elkaar heen gegroeid zijn als koestert hij zichzelf. Het is
eigenlijk een natuurlijk kunstwerk.
Na elke snoeibeurt explodeert de groei en zoeken haar takken
opnieuw en verfrist de open ruimte en groeien pijlsnel omhoog als willen ze zo
dicht mogelijk bij het licht komen.
Wat een herkenning, ik zoek ook graag het licht, de zon, de
warmte. Ik hou van deze boom.
Sinds een paar jaar verliest hij echter zijn schoonheid. We
vermoeden dat ie geïnfecteerd is geweest en is nu wat kalend. De lange, slanke
blaadjes, die anders frisgroen kleuren in de lente, zijn steeds vaker voorzien
van bruintinten. De glans is weg, de frisheid eruit.
Wel groeit ie als kool en werpt een grote schaduw over de
tuin. Weg licht!
Vandaar ons besluit om ‘m flink terug te snoeien. Zo flink
dat alleen nog de twee stammen blijven staan. Kijkend naar de kale stamvormen en
zo lustig als een vogeltje dat koe* heet, denk ik hardop: “Zouden we een
boomhut voor Benjamin kunnen maken?”
Verwachtingsvol kijken de ogen van mijn zoon zijn papa aan
en hoopt op een eigen plekje in de boom. Eindelijk een plekje om af en toe zijn
moeder te kunnen ontvluchten. Willen we dat niet allemaal wel eens?
Ik kan nog niet voor me zien hoe op die twee kleine stukjes
stam een boomhut kan komen, maar zie wel hoe Marcel een dag later met hout,
schroefmachine, meetlat en allerlei ander dingen in de aanslag aan de gang
gaat. Onderwijl bedenkt ons nageslacht wat hij kan doen vanuit het boomhutje, want groot wordt ie niet. Zo ontstaat
het idee van een vogelspotplek. Een bedenksel waar ik enorm blij van word.
Nou is het woord boomhutje ook erg optimistisch. Het is meer
een plateau, voorzien van drie schotten. Het ziet er eigenlijk vreemd uit, zo
bovenop de mooie stammen. Daarom heeft het een verfje nodig, een soort van camouflage.
Mijn idee van roze, paarse en gele vlekken wordt vliegensvlug van tafel
geveegd. Nee, meneertje zal wel even een voorbeeldje zoeken. Ja, ja, ik weet
wel wat hij bedoelt! En wie mag het schilderen?
Moet ik op een trapje in de tuin, op onvaste grond gaan
staan schilderen? Oh, zie je, ik had mijn enthousiast kop moeten houden.
Ik opper nog: “… en hoe zit het met de veiligheidsnormen?” Een
buurtgenoot zei al: “In Nepal doen ze dat ook zo; gewoon een paar blokken hout
tegen een boom en klimmen maar, als is het een klimmuur.” Zeker makkelijk, maar
krijg ik geen ruzie met de ARBO?
Ik zie ze al inspecteren en keuren. Natuurlijk kan ik een veiligheidscertificaat
op mijn buik schrijven. Of meer nog uit mijn hoofd prenten. Ik had ook gewoon
beter naar mijn buikgevoel moeten luisteren!
Buikpijn speelt me namelijk parten. Het kan toch niet
anders, dan dat het kind binnenkort enorm van zijn plateau lazert?! Ik hoop maar
dat hij zijn veiligheid voorop stelt en bij het spotten van een vreemde vogel
niet stijl achterover valt en dubbelgevouwen terechtkomt tussen boom en
schutting! Au!
Vrijdag, vlak voor school riep, was mijn kind al buiten. Ik weet
hem al vogelspottend op zijn boomplateau. Zou hij al iets gespot hebben? Als ik
buiten stap, zie ik een geweer dreigend op me gericht. Ik doe mijn handen
omhoog. Zou ik voor hem als hoofdvogel* neergeschoten worden en eindigen als een
vogel voor de kat*?
Ik probeer nog: “Vreemde manier van vogelspotten vind je
niet?”
Zijn antwoord: “Ik zie anders wel een héél vreemde vogel?!”
* de hoofdvogel
schieten. (=een hoofdprijs winnen)
* zo lustig zijn als
een vogeltje dat koe heet (=buitengewoon loom zijn)
* een vogel voor de kat
(=een hulpeloos slachtoffer, dat niet meer gered kan worden)