zondag 4 februari 2024

Ben jij nou helemaal besnuffeld?

Vorige week, in de trein naar Utrecht, dacht ik even: Wat zij we toch een stelletje mafketels. Amper een zitplaats gevonden, zitten we nog sneller dan de trein het perron verlaat in onze eigen beeldschermwereldjes. Dit beeld kwam zo bij me binnen dat ik mijn telefoon in mijn jaszak liet glijden en voor me uit keek. Daarmee kruiste mijn blik die van een ander. Zijn ogen verkleinden zich en zijn mond verstrakte. Alle non-verbale grommunicatie aan hem zei: ‘wat moet je van me?’ Ik schrok er zo van, dat ik bijna mijn excuses aanbood voor het feit dat ik sowieso besta.

Herkenbaar?
Herken jij jezelf erin, dat het onvriendelijke gedrag van anderen, jou onvriendelijker maakt? Ik soms wel, tot mijn grote schaamte. Ik ga even in de hoek tot ik niet meer bloos...

    Ben ik weer!
    Een voorbeeld: Naarmate ik merk dat mensen niet opzij willen als ik aan kom lopen, ga ik ook minder opzij voor hen. Maar zo wil ik niet zijn! Ik wil mensen blijven benaderen met vriendelijkheid in een gemeende glimlach, met een verrassende compliment en/of een hartelijke groet. Kijk eens hoe mensen opleven als je zegt dat ze er leuk uit zien. Die vertellen het 's avonds met trots na.

Reminder
Maar goed, ik zat in de trein, omringd door 98% beeldschermkijkers en een negatieve connectie. Ineens besefte ik: zoveel beter ben jij niet tutta.
    Afgelopen week riep iemand me op straat toe, terwijl ik werkte als een wandelend kantoor. Ik liep na een interview weer naar huis en antwoordde ondertussen verschillende mails, appjes en telefoontjes die best konden wachten.
    Typisch, met die roep op straat, besefte ik opnieuw waarom ik wandel: voor mijn rust en ruimte. Het is mijn therapie. Ik moet dan alleen bereikbaar zijn voor de drie belangrijkste mensen in mijn leven. Prompt gleed mijn telefoon in mijn jaszak en zag ik wie mij passeerde. Dat elkaar zien en begroeten voelde zoveel fijner, dan wegduiken in mijn beeldscherm. Echt, het maakt de wereld leuker, probeer maar, je bent dan namelijk geen lucht meer. Je wordt gezien of herkend.

Jump!
Heb jij dat ook? Dat je jezelf lucht voelt als iemand je nadert en op het laatst diens hoofd van je wegdraait? Dan ben je uit beeld, lucht. Ik vind dat vreselijk. Je kunt alles zeggen van mensen, maar lucht zijn we niet. We zijn one-of-a-kind.
    Als mensen mij als lucht behandelen, dan moet ik de neiging onderdrukken om niet juist midden in het blikveld van die ander te springen. Wees niet bang, zo lenig en snel ben ik niet (meer). Wel ontstaat hier een nieuw voornemen: ik loop vanaf nu weer met meer aandacht in mijn wereldje. En passeer je mij, dan krijg je een glimlach en zeg ik ‘hallo’. Schrikt dat je af? Jammer dan, of neem een omweg, die extra stappen zijn voor jou. Ik wil hoe dan ook vriendelijkheid laten zegevieren boven onvriendelijkheid. Het maakt het zoveel leuker op straat, probeer maar. Let friendliness win!

Blaffen
Daarmee ben ik ineens drie stations verder en stap uit in Utrecht Centraal. Na een singelwandeling van een half uur, stap ik de kapsalon van Maik binnen, waar we al snel aan de praat raken.
    Blijkbaar deelt hij dezelfde frustratie, want hij verbaasde zich erover dat een buurvrouw laatst zo schrok toen hij haar begroette. Notabene een buur! Hoe dan? Waarom zou je schrikken als iemand 'hallo' zegt?
    ,,Weet je dat we kunnen leren van honden?”, zegt Maik vervolgens.
    ,,Hoezo dat?”
    ,,Als die elkaar tegenkomen besnuffelen ze elkaar.”
    ,,Wow, wacht! Je zegt toch niet dat mensen elkaar moeten gaan besnuffelen?” Daarbij zag ik ineens voor me hoe ik bepaalde mensen (die ik regelmatig tegenkom) besnuffel. No thanks! Slecht plan.
    ,,Wat ik wil zeggen is dat honden elkaar niet negeren, zoals mensen doen.”
    ,,Daar zeg je wat, het gaat er om dat je elkaar ziet.”
    ,,Precies, en weet je wat honden doen als ze merken dat de ander hen negeert?”
    ,,Je bedoelt dat honden het besnuffel soms negeren? Zijn honden dan niet net mensen?”
    ,,Nee, want ze blijven aandacht vragen door te gaan blaffen.”
    ,,Oh, maar dat kan ik ook. Ik kan blaffen. Je moet eens horen hoe ik Marcel afblaf.”