zondag 10 november 2019

Potje


Het verbaast me iedere ochtend hoe fit en fruitig Celine aan de ontbijttafel verschijnt. Ik ben er gewoonweg jaloers op. Of toch niet? Kijk, ik ben jaloers op het feit dat als het meiske wakker is, ze echt AAN staat. Na het openen van haar ogen, staat ze op en tada, wakker! Ze kleedt zich aan, zorgt voor een leuke coupe op haar kop en staat binnen een kwartier beneden. Die snelheid kan ik niet evenaren. Haar energie om 07.02 uur stemt me jaloers! Ik wil ook zo alive zijn om die tijd.

Uitersten
De afgunst stopt op het moment dat manlief de deur uit is. Ja echt, bij het dichtslaan van de voordeur opent Celine haar bekkie. Kwebbel, de vriendin van Kabouter Plop, is er niets bij. Dat is waar mijn jaloezie ophoudt. Een rustiger begin voelt heerlijk. Daar past Benjamin beter bij me. Als hij de kamer in komt en aanschuift, mompelt hij iets wat lijkt op ‘hallo’, neemt plaats aan tafel en eet in stilte.
    Wat dit alles betreft past onze kinderen één woord: uitersten.

Potje
Dat was een paar weken geleden enorm herkenbaar. Op tafel stond een potje gelige vloeistof. Iemand, ik gun deze persoon zijn anonimiteit, moest naast een bloedtest ook een urineonderzoek. Nu hebben wij een vrij grote eettafel, daarop valt een potje urine toch niet op? Gelukkig bewees Benjamin dat; hij zag het potje gewoonweg niet staan en genoot van zijn ontbijt.
    Vervolgens liep Celine de trap af, opende de huiskamerdeur en stapte vrolijk binnen. Ineens zag ze het potje op tafel en keek alsof de plasemmer uit onze tent op tafel stond – dat is een joekel! Daar wil ik never nooit niet mee gezien worden, weet je nog?

Afstandelijk
Ze stapte minder enthousiast dan ik van haar gewend ben de kamer in, duwde zichzelf tegen de salontafel, schuifelde naar het laatste stukje van de hoekbank, duwde zich tegen de kast om eenmaal bij haar stoel te gaan zitten. Ze liep die route, want wilde zo ver mogelijk van het potje vandaan blijven. Al die tijd leek haar blik vastgezet op het potje.
    ‘Wat is dat?, wees ze met haar linkerhand vlak onder haar borst en de wijsvinger op het potje gericht.
    ‘Dat is een potje met urine.’
    ‘Van wie is dat?’
    ‘Tja, dat fluister ik je wel toe, de blog lezers mogen het niet weten.’
    ‘Waarom staat het hier?’
    ‘Omdat iemand het naar de huisarts moet brengen. Wie denk je?’
    ‘Gelukkig jij, ik zou daar nooit mee over straat durven. Hoe neem je zoiets mee?’
    ‘In mijn hand. Dan loop ik de hele weg naar de Molenzoom met gestrekte arm, want ik hou dat potje ook graag ver van me af en maar roepen: “Is niet mijn urine, ik ben geen zeikerd!”’
    ‘Serieus mama, hoe neem je dit mee?’
    ‘In mijn fietstas natuurlijk en daarna leg ik daar de verse groenten voor het avondeten in.’
    ‘Ik ga vanavond bij omi eten!’

Privéaangelegenheid
Feit was dat het potje echt van A naar B moest en graag zonder heel Houten als getuige. Het potje was gecheckt op lekdichtheid en de fietstas was een perfect vervoermiddel, bleef de route tussen fietstas en balie van de doktersassistente een obstakel. Daar tel ik (gokje) 56 stappen. Daarom zocht ik toch maar even een tasje, een niet zo groot tasje, valt namelijk niet op, toch?
    Daar ging ik, op weg naar de huisartspraktijk. Aan de balie diepte ik het potje uit het tasje, vulde een formuliertje in en leverde het in. Nee over de uitslag wordt niet gecorrespondeerd. Wel ging ik naar de Appie, want maandagochtend is boodschaptime! Was ik amper door het poortje, kwam Ton op me af:
    ‘Waar is je zonnebril?’
    ‘Hoezo? Zo’n zonnetje ben jij nou ook weer niet op de maandag’, lachte ik hard.
    ‘Dit gaat niet om mij, maar om dat tasje,’ hij wees in mijn karretje, ‘dat tasje verblindt me.’ Ik keek hem vervolgens aan of er sinaasappelsap uit zijn oren liep.
    ‘Dat is toch een prachtig tasje? Kijk nou toch.’ Ik hield het tasje voor zijn neus.
    ‘Doe weg dat tasje, je verblindt alle klanten. Waarom heb je die trouwens mee?’
    ‘Geloof me, je wilt nog liever dat ik hier iedereen verblind, dan dat ik jou vertel wat hier in zat.’
    ‘Oh, nu word ik nieuwsgierig!’
    ‘Hoeft niet, lees mijn blog maar. Want dit wordt onderhand blogwaardig.’

Bling bling
Na de AH evalueerde ik het weekend bij de Sterpoelier. Eén keer raden waar hij over begon.
    ‘Wat heb jij een opvallend tasje bij je?’
    ‘Begin jij nu ook al?’
    ‘Hij is wel erg bling bling hoor.’ Waarop ik het tasje extra in de lucht wapperde en René zijn handen voor ogen sloeg.
    ‘Tja, ik dacht maar zo, als ik niet meer opval, dan toch in ieder geval mijn tasje!’