zondag 12 augustus 2018

Afwasbeleid

    ‘Ik kook dus JULLIE doen de afwas,’ klinkt na het eten op de camping. Normaal zeg ik: ik kook dus JIJ doet de afwas. Vervolgens helpt manlief met tafel afruimen en neem ik mijn plaats achter het aanrecht in.

Dat is niet omdat wij vinden dat het zo hoort. Hiermee voorkomend dat ook maar één iemand een seconde vermoed dat ik zo ouderwets denk. Ik sta meestal in de keuken omdat manlief de enige kostwinnaar is en ik meer flierefluiterig door het leven ga. Daarmee verklaarde ik the housekeeping evengoed mijn zaak.
    Zet ik direct dat pierwaaien even recht. Hoewel ik mijn tijd gemakkelijker (her)indeel en/of zaken makkelijker kan uitstellen dan mijn lief, ben ik degene die nogal wat mankementen vertoont.

Help ik meteen een volgend misverstand uit de wereld: mijn leve-de-fun stijltje kan jou doen geloven dat overal waar ik mijn stappen zet ballonnen en slingers mij vergezellen. De hardere waarheid is dat pijn dagelijks met me mee gaat; ik vermoeidheid moet accepteren als my-all-day-friend; verergerende slechthorendheid mijn vaste metgezel is en dat ik bij elk opstaan kraak en piep.
    Komt dit als klagen over? Dan lees je me verkeerd. Het is alles deel van mij, maar ik kies voor optimisme en het delen van alle leuk. Ik noem het Typisch Irene therapie. Misschien help ik mezelf het meest.

Net zo koos ik bewust voor de plek bij het aanrecht voor, tijdens en na het koken. Dat ik de dagelijkse acht werkuren van manlief als reden noem, is de kleinste reden. Wat zwaarder telt is mijn akelige perfectionisme. De keuken moet op een bepaalde manier worden achtergelaten. Tel daarbij op dat wanneer ik de vaatwasser inruim er meer in past dan wanneer Marcel zich ermee bemoeit.

Maar!!!
    Als manlief het overneemt, omdat mijn lijf niet meer kan, geef ik het compleet over en accepteer ik zijn manier. Zonder commentaar, zonder controle, zonder overdoen. Ik kan het! Ik leerde loslaten en dankbaarheid in hulp aanvaarden. Hij is een schat en mijn steun!

Op de camping draait echter alles om. Daar is Benjamin en het is zijn beurt om af te wassen.
    ‘Mam, heb je zo’n ding?’
    ‘Ik heb heel veel dingen!’
    ‘Maham, ik bedoel zo’n borstel met zo’n bolletje er boven die je kunt vullen met afwasmiddel.’
    ‘Nee, die heb ik hier niet! Ik zorg ervoor dat die er volgend jaar is.’
    ‘Alsof ik daar nu iets aan heb. Wat heb je dan wel?’
    ‘Jouw tong! Lik alles maar af, maar vergeet niet eerst afwasmiddel op je tong te druppen.’
    ‘Oké mam, beetje overdreven dit.’
    ‘Overdreven? Ik zie je al staan tussen al die Fransen en hun afwasbakken en sponzen. Ze gapen ons nu al onafgebroken ongegeneerd aan of wij aliens zijn. Dan hebben ze pas een reden om te kijken!’

Net wanneer alles passend in de afwasbak zit, in die puzzel ben ik uiteraard weer de beste, pak ik een glas van tafel en vraag Marcel om wat water. Zie ik viezigheid is het glas, waar een ander mijn afkeurende blik herkent.
    ‘Je kijkt naar pulp van de sap die je een uur geleden dronk.’
    Aléz, ik moet ergens dood aan gaan, dan maar aan achtergebleven pulp.’ Ik drink snel het water op en prop het glas in de overvolle afwasbak.

    ‘Nu ik de afwasberg zo bekijk,’ zegt Celine, ‘lijkt het me beter dat we allemaal uit één glas drinken.’
    ‘Inderdaad!’, vult Benjamin aan. Hun eensgezindheid is tijdens deze vakantie weer op topniveau. Dat is wat vakantie doet! Zo verschillend ze zijn (zij een kloon van mij, hij een kloon van hem en een ietsie beetje omgekeerd), hoe het zelfs kan botsen, aan de Middellandse Zee hervinden ze elkaar. Even stilte graag, gun mij dit trotse-mum-enjoy-momentje.

    ‘We moeten de hele dag éénzelfde glas gebruiken,’ verstoort mijn zoon het mooie moment.
    ‘Doen we jongelui! Dan drink ik er wel eerst mijn koffie uit.’
    ‘Die spoelen we daarna met liefde om. We kunnen zelfs met ons vieren van één bord eten?’, is het idee van manlief.*
    ‘Dat wordt niet lang natafelen, maar lang tafelen, want we zullen om beurten moeten eten. Gezellig!’ Celine stuitert bij het idee. Of stuiterde ze al de hele tijd?
    ‘Waarom gooien we het eten niet op tafel? Om dan met de handen te eten. Blijven alleen pannen over om af te wassen,’ klinkt Benjamin.
    ‘Mam, dat wil ik echt een keer doen,’ is Celine’s wens.
    ‘Marcel, wil jij binnenkort even vier gleuven in het tafelblad vrezen?’, vraag ik hem.
    ‘Waarom dat?’
    ‘Dan kan zelfs de soep gewoon op tafel gegoten worden en stroomt het via de gootjes zo in de mond. Benjamin, hier heb je een afwasborstel. En nu afwassen jullie!’

*Gevolg: ik mocht geen ontbijtbord gebruiken bij het ontbijt, ruim twee weken lang. Afwasbeperkingsbeleid. That’s some bon appetit!