zaterdag 22 juli 2017

Landjepik



Tuinieren is écht ons ding (geworden). Gelukkig maar, want ik schrijf over twee tuinen die goed zijn voor 104²m. Dat is een overdosis vierkante tuinfun en -werk.
    Gelukkig bleek hovenieren een ‘hobby’, ondanks ons verregend verstand er van. We volgen vooral ons gevoel en met een houding van we-doen-maar-wat, is de tuin geworden tot wat ie nu is.

Even terugblikken:
    Voordat we in dit huis woonden, leefden we in een knus flatje met balkon. Al op Balkonia waren we elk voorjaar druk in de weer om met bloemen van verschillende kleur-, geur- en fleurstoffen ons ‘tuintje’ te veraangenamen.
    Toen wij dit huis kochten (met voor- en achtertuin) kochten we een zandbak met daartegenaan een doorgeschoten grasmat en rondom uit de kluiten gewassen gewassen.
    Na het gras eerst handmatig en daarna met een grasmaaier gekortwiekt te hebben, vond menig plant met een zwieper zijn weg naar de groene kliko. Soms zelfs sierplanten. Hun geur en look stonden ons niet aan.

Zo was daar de citroenplant die me deed gruwelen. Het herinnerde mij aan een homeopathisch middel (Pethadolor) dat mijn moeder me gaf bij mijn pubertijdse migraine aanvallen. De geur van die plant bezorgde me opnieuw hoofdpijn. Weg met die associatie.

Niet altijd zijn we het eens over het verwijderen van planten, maar daar is het spel LANDJEPIK. Het is mijn favoriete tuinspel. Marcel wil nooit mee doen, daarom speel ik het alleen en het liefst als manlief druk is met loungebank-hangen.

Dit gaat over een bodembedekker die in zijn kruiperigheid te prominent aanwezig is en andere kruipertjes de ademruimte ontneemt. Manlief vindt het prachtig kruipgewas en lijkt gehecht. Hoe kan je houden van iets zo verstikkend?
    Ik haal daarom steeds een beetje weg en geef daarmee bewegingsvrijheid aan vriendelijkere plantjes. Komt meneer er net aan.
    ‘Hé, heb je weer wat van mijn kruiper achterover gedrukt? Landjepikker!’ Hoor ik nou een snik in zijn stem?
    ‘Ach nee joh, dat lijkt maar zo. Moet je kijken hoe de tuin erbij staat.’
    ‘Jij staat er stralend bij, dat is niet pluis.’
    ‘Ik ben dan ook zo lekker bezig geweest. Ik kreeg trouwens een compliment van onze buurman.’
    ‘Wat zei hij dan?’
    ‘Hij zei dat hij onze tuin de mooiste is van de straat. Eén keer raden wie naast haar schepje ging graven. Daarom groei en bloei ik nog even na.’

Of die buurman er nog zo over denkt?
    Onze buren, ja die nieuwe (hoelang moet je ergens wonen om niet meer als nieuw te worden bestempeld?), hebben hun voortuin onder handen genomen met verbluffend resultaat. De hele straat is ervan opgekikkerd.

Afgelopen zondag, bij het zien van mijn achtertuin verdween alle trots. Het gras stond twee bakstenen hoog; onkruid leek rondom opgeschoten; de laurier en krulwilg riepen het hardst om een knipbeurt. Alsof ze Marcel volgden. Hij was een paar dagen eerder gesnoeid door een prof. Het staat hem weer goed, die coupe-kort.

En zo maak je kennis met onze afgebakende tuinrollen: ik ben van het priegelwerk (zie hier de perfectionier) en wurm mini-onkruidjes uit moederaarde, peuter onhebbelijke plantjes uit de terrasvoegen en verzorg de plantenbakken. Meneer klimt in het grove werk. Hij graaft planten uit, snoeit struiken en plaatst de schutting. Eind van het liedje: ik de vieze nagels, hij de schaven en schrammen.

Oh nee, hij moest nog snoeien. Daar klom hij met snoeischaar en zaag de boomhut in om de krulwilg te ontkroezen. Terwijl hij knipte ving ik de takken op uit de lucht. Het leek wel een onderdeel uit de vroegere Honeymoonquiz. Er viel echter niets te winnen.
    Of toch wel. Door de takken op te vangen, bleven de Aliums gespaard.

Ineens klonk van bovenaf:
    ‘Steken er nog sprieten of takken uit?’ Waarop ik wat afstand nam van de boom en manlief wees op wat laatste uitschieters. De schaar ging er flink in.
    ‘En?’, vroeg mijn privé-hovenier en stak zijn hoofd uit de hut.
    ‘Heel goed. De boom is goed kaal! Wauw, schat! Ik zie wel enige gelijkheid. Kaalheid².’