zondag 18 juni 2017

Goesting



   ‘Maken we onze lunch thuis klaar of gaan we langs de Appie?’
   ‘Dat laatste is de lekkerste optie.’
   ‘Ik heb toch altijd goede ideeën!’
   ‘Ja, schatje, maar mijn idee dan: voorzie jij de fietsbanden eens van extra lucht. Dan ben jij niet alleen van de beste ideeën, maar ook de beste klusser!’ Ik hou de serredeur al open. ‘Ik zorg ondertussen voor gevulde drinkflesjes en was twee appeltjes.’ De picknicktas is snel gevuld, tijd om te gaan.

Nu het buiten-leef-seizoen zich to the fullest laat zien, laten wij ons daar zien. Met ons twee, want de kindertjes, die eigenlijk geen kindertjes meer zijn, gaan steeds vaker hun eigen weg. Zo ook vandaag, met hun houding van jullie-zien-ons-wel-weer.
   Alle reden voor ons om onze weg te gaan, de waterweg. We gaan kanoën!

Eerst de fiets op! Picknickkleed en -tas, extra vestje en schoudertas mee en op naar de Appie. Ons wacht salades, sap en een broodje.
   Salade is natuurlijk geen verrassing. Daar schreef ik vaker over. Nieuw is mijn keus om eens een andere salade te kiezen. Ik ga vaak (zeg maar gerust altijd) voor de Ceasar Salade, maar vandaag kijkt de Kip Kebab me kruidig aan. Marcel kiest zijn smaak en als sapje de banaan-sinaasappelsap. Nog alleen een vers broodje en hupsakee in de fietstassen ermee. Op naar de gratis fietsenstalling.

Vervolgens lopen we een klein stukje en komen uit bij onze gereserveerde tweepersoonskano. Dat vooruitboeken was niet gek, want ze voorspellen opkomende waterdrukte en zijn uitverhuurd.
   ‘Het is dan ook een perfect dag om op het water te peddelen. Kom Marcel zwemvest aan, we gaan!’
   ‘Zwemvest?  Die mag jij, ik neem de peddel.’
   ‘Goed plan,’ is mijn reactie en sla de toegestoken peddel af. ‘Bedankt meneer, maar ik mag niet peddelen van meneer.’ Hij kijkt Marcel aan met ogen die zeggen: meent ze dit?
   ‘Je hebt mevrouw gehoord, één peddel is voldoende.’ Uitleggen dat kanoën voor mijn schouders zeer slecht is, vinden wij niet nodig. Maar hé, welke man wil niet de bink uithangen?

Al snel genieten we met natte peddels van samen-zijn, prachtig weer, mooie huizen aan de singels, boten die langs varen, jonge eendenkuikens die achter mama-eend aan spartelen, een reiger, oude gebouwen, de achterkant van Centraal Museum en zoveel meer tot we aankomen op een prachtige lunchplek.

De salades, het broodje en ons drinken komen tevoorschijn. We trekken de plastic bovenkant van de salades. Ik kijk verschrikt op:
   ‘Ik ben bestek vergeten.’
   ‘Waarom doet Albert Heijn dan ook geen bestek bij de salades? We zijn toch niet de enigen die dit onderweg oppeuzelen? Flut plastic spul is altijd nog beter dan geen vork of mes.’

Ik bekijk de mogelijkheden. Met de dop van de sapfles komen we niet ver. Bedenkelijk kijk ik om me heen.
   ‘Wat is dat voor gebouw?’
   ‘Dat weet Google Maps misschien wel.’ Marcel checkt de kaart. ‘Dat is GOESTING, een restaurant. Ik kijk gelijk even of hier een supermarkt in de buurt is.’ Het blijft even stil.
   ‘Op 650 meter is een Jumbo.’
   ‘Zo te zien is dat die kant op, tot zo,’ zwaai ik hem uit. Wetend dat hij heus niet gaat. Ik kijk nog eens naar GOESTING.

   ‘Wat doen mensen in een restaurant?’
   ‘Eten.’
   ‘Waar eten ze mee?’
   ‘Met hun handen.’
   ‘Nee, natuurlijk niet. Ja, indirect wel, maar wat hebben ze in hun handen? Bestek!’ Dit is even een eurekamomentje, tot ik vraag:
   ‘En wie gaat dat bestek halen?’
   ‘Ik niet!’
   ‘Ja, ik ook niet. Dit schiet niet op.’ Weer valt mijn oog op GOESTING. Zal ik het doen? Zal ik het niet doen? Wat zullen ze wel niet denken? Maar mijn salade dan? Marcel gaat dit echt niet doen. Als iemand het moet doen, ben ik het. Al zoveel geks gedaan, kan dit erbij?

Meer heb ik niet nodig. Ik zie de salade in mijn handen. Deze plek aan het water is super gezellig. Ik zal die salade hier naar binnen krijgen. De sandalen moeten weer aan, ik sta op.
   ‘Ga je echt?’
   ‘Ja, ik heb al eerder vandaag appels gewassen, deze krijg ik ook wel schoon.’ Maar loop met een pietsie meer dan ietsie verlegenheid vermengd met een snufje lef richting terras. Ik voel me vreselijk bekeken, maar loop zogenaamd zelfverzekerd naar binnen, naar de man recht voor me. Hij merkt me op, kijkt me allervriendelijkst aan. Mijn laatste milligrammetje schuchterheid lijkt weg te varen, waardoor ik zomaar ineens vertel over onze kanotocht, de heerlijke pauzeplek om de hoek en onze lekkere maar bestekloze salade. Hij begrijpt ‘m en overhandigt me al gauw twee messen en vorken.

Bij het terugbrengen van het bestek klinkt:
   ‘Heeft de salade gesmaakt?’
   ‘Meneer, dankzij dit bestek smaakte het alsof een engeltje over mijn tong kanode.Over goesting gesproken.'
    Maar onder ons geschreven, wat het grandioos lekker maakte was de dressing van overwonnen verlegenheid.