zaterdag 15 oktober 2016

Babbelaar



Een babbeltje hier een babbeltje daar, ik heb mijn woordje altijd klaar.
    Hoewel dat een mooie blogopener lijkt, is het niet helemaal waar. In mijn blog klinkt af en toe best een scherpe, bijdehante toon en tijdens het schrijven stromen ze zonder moeite op het scherm. Veel rake uitspraaksels zijn niet uitgebreid door- of bedacht, maar worden geboren in de flow van het typen. Zo werkt het echter niet in mijn spreken.
    Sommigen van jullie kennen het vast wel. Die vergaderingen of discussies waarbij je zo simsalabim de oplossing of je mening niet weet te verwoorden. Om een dag later, alles even bezonken, ineens te weten wat je had moeten zeggen.
    Misschien moet ik het schrijvend vergaderen eens introduceren: lekker traag, heerlijk tijdrovend, maar vooral met tijd om te denken. Beter nog: niet meer vergaderen. Ik ben er gewoon niet goed in.

Tot het om babbelen gaat. Ik babbel hier, ik babbel daar, ik heb overal wel een woordje daar. Soms gaan één van de van Valen kindergrootsels mee naar het centrum van ons stadse dorp. Vooral om verbaasd thuis te komen.
    ‘Mama, jij praat echt met iedereen. Ken jij zoveel mensen?’
    ‘Dat valt echt wel mee hoor, maar ik weet nooit tegen wie ik op bump als ik het centrum onveilig maak en trouwens ik ken ze lang niet allemaal. Soms nodigt iets gewoon uit tot een gesprekje.’
    Misschien is dat wel waarom mijn kinderen niet meer mee wil shoppen. Het duurt allemaal véél langer dan ik van te voren had gezegd. Babbelen is hiermee een typisch Irene specialiteit. Ik heb me er als thuis-blijf-moeder in kunnen specialiseren; tijd zat voor leren door te doen!

Het heeft me minder verlegen gemaakt, wat het leven fleuriger heeft gekleurd.
    Zo ben ik niet verlegen om met een automonteur een babbeltje aan te gaan. Mijn auto moest donderdag zijn klep openen, omdat manlief het niet voor elkaar kreeg om een kapotte koplamp uit zijn houder te krijgen. Dat werd een ritje naar de garage, want part of the deal is: ik rij mijn auto, jij maakt mijn auto. En als jij het niet kan dan is daar onze monteurvriend.

Deze automonteur werkt in de garage naast RitsRatsReklame (de zaak van manlief). Normaal neemt manlief mijn auto mee, levert ‘m af en een poosje later vindt hij mijn rode monster terug op zijn parkeerplaats. Deze keer niet. Ik moest zelf heen en weer na een belletje.
    ‘De Witte Lantaarn, goedemiddag.’
    ‘Met Irene van Valen, ik wil graag mijn koplamp laten repareren.’ Dat kon een dag later.

Ik liep binnen en hoor dat ik de auto naar binnen mag rijden. Binnen gereden zegt de monteur:
    ‘Oh, bent u het.’
    ‘Uhm ja, ik ben het, hoezo?’
    ‘U bent geen nieuwe klant, ik ken deze auto maar al te goed.’
    ‘Ja, natuurlijk. Hij is leuk hè?’ Ik besefte ineens: deze man kent mijn auto beter dan ik. Eens mijn gezicht erbij kan geen kwaad, hoewel hij er gratis mijn babbel bij kreeg.
    Als mijn manneke de auto had gebracht was meneer de monteur binnen 10 minuten klaar geweest, dat is included  het oppompen van vier banden. Nu bracht ik de auto en kon erop wachten. Jammer voor de monteur, want met mijn blik op zijn werkwijze, was joyriden geen optie. Bovendien babbelde ik er lustig op los. Tien minuten werden een gezellige half uur over belettering, koplampen, vlinderstickers en autobanden die zo leeg waren dat als ik geen stuurbekrachtiging had gehad, ik allang terug was geweest om ze te vullen. Tja, verschil moet er zijn.

Dit gebabbel herinnert me aan een andere favoriete kletsplek; de Albert Heijn. Ik maak hier een praatje (groenteafdeling), daar een praatje (vershoudafdeling), overal een praatje (bij de teamleider, een vakkenvuller en bij diepvrieskou). Ook hier kost al het gekletsel extra tijd. Ik kan beter boodschappen doen zonder mij.
    Maar toch liever niet, want het is het gezelligste deel van mijn werk. Ik sluit mijn boodschappenrondje altijd af bij de zelfscanbalie, waar regelmatig één van mijn grootste fans bivakkeert. Ze leest al mijn blogs, echt heel trouw. Dat kan ik niet van al mijn vrienden zeggen. Om nou namen te gaan noemen? Ja, één. Zijn naam begint met een E en eindigt met rwin.

Alweer een hele tijd geleden stond ik met mijn grootste AHfan te babbelen. Deze keer wat langer, want het was lekker rustig. Zij herinnert zich dit vast niet meer, maar ik wel, ik heb het onthouden voor een blog, deze blog.
    We kletsen over vakanties en meer. Wat mistte was een kopje thee en een koekje. Ineens zei ze:
    ‘En nu je mond houden,’ en duwde me met haar blik richting uitgang. Ik had in mijn slechthorendheid niet door dat er iemand achter me was verschenen. Ik zei gedag en vertrok om drie dagen mijn mond te houden. Ik weet heus wel wanneer ik mijn babbel moet houden. Vooral omdat ik pas drie dagen later weer bij de AH was – babbeltijd!
    Of zal ik nu vooral mijn babbel maar houden?