Ken je de nieuwe labels van de Pickwick theezakjes? Ze zijn leuk!
‘Waarom dan?’
‘Nou, omdat er op elke labeltje een vraag
staat.’ Ik vermoed dat Pickwick ons daarmee wil dwingen tot het wegleggen van
de gesprekdodende smartphones om in contact te komen met elkaar; te socializen. Alsof Pickwick’s bemoeienis nodig
is aan mijn tafel. Bij ons worden sowieso bij elke maaltijd alle telefoons, de iPod
en tv aan tafel verboden met als resultaat heerlijke gesprekken over van alles.
De theelabel-vragen
van Pickwick maken sommige gesprekken vooral heerlijk verrassend. Zo kreeg ik
vanochtend de vraag: wat mis je aan kind zijn?
Een geweldige vraag als je het mij vraagt,
want ik benijd kinderen! Zij mogen spelen met Playmobil en LEGO, of prinsessen stickers
plakken en kleuren tot ze geen kleur meer zien. En dan heb ik het nog niet eens
over de zorgeloosheid die ze daarbij tentoonspreiden. Ze zijn puur en eerlijk.
Ik mis de echtheid van die kleine mensjes en het ongehinderd mogen spelen. Ik
wil spelen!
Als ik Marcel vraag
wat hij mist aan kind-zijn, zegt hij:
‘Buitenspelen.’
‘Speelde jij weleens buiten dan?’ vraagt
Benjamin verbaasd en kijkt zijn paps van boven tot onder aan. Alles aan hem
zegt: alsof jij ooit klein bent geweest?
‘Natuurlijk!’, klinkt meneer overtuigend. Ik
betrap mezelf erop dat ik hem ook niet als kleine jongen kan zien. Wat ik van
hem zag als jongere man, was zijn zolder vol apparatuur. Alsof zijn moeder
naast hem ook al dat apparatuur eruit heeft moeten persen.
‘Ik zie het ook niet voor me hoor, een
buitenspelende papa.’
‘Wat maakt het uit, kom, we gaan
buitenspelen,’ zegt Celine en staat op van tafel. Ik had het kunnen weten, zij
zal deze kans om samen te spelen niet voorbij laten gaan. Marcel gniffelt van
plezier en volgt haar. Benjamin staat ook op.
‘Tot we het zat zijn,’ antwoord Marcel.
‘Maar wie zorgt dan voor ons tussendoorhapje?
Mama zorgde daar vroeger altijd voor.’ Natuurlijk, Celine denkt weer aan eten.
‘Dan doet ze dat nu toch weer,’ zegt Marcel
zonder blikken of blozen.
‘Maar dan kan ik niet meespelen?’
‘Tja, wie moet anders voor ons zorgen?’,
reageert nu ook Benjamin.
‘Mannen!’
Terwijl de anderen
lustig en vrolijk naar de hal lopen, blijf ik achter aan tafel. Ik ben in shock
en staar voor me uit tot ik besef dat de gedekte tafel me dieper in de ogen
kijkt. Tja, die mag ik natuurlijk afruimen. Ik sta op en luister naar het gezellig
gekwebbel als iedereen zich klaar maakt.
‘Wat gaat we buiten doen?’, hoor ik Benjamin.
‘In de zandbak spelen,’ klinkt Celine
enthousiast. Ze was altijd al gek op zand. En trekt haar sjaal wat strakker
om haar nek. Marcel stopt met luid geklingel de huissleutels in zijn jaszak en trekt nadat iedereen de veters heeft gestrikt en buiten staat de deur achter hen
dicht.
Nog amper klaar met
alles van tafel ruimen, de vaatwasser gesloten en twee zinnen gelezen in mijn
nieuwe boek, hoor ik de deurbel. Geen denken aan dat ik nu opsta, Marcel had
toch zijn sleutel mee?
De bel gaat nog eens. Dan toch mezelf maar uit de bank
hijsen.
Vier betraande ogen
kijken beteuterd naar me op.
‘Zijn jullie nu al uitgespeeld?’
‘Ik ben mijn harkje kwijtgeraakt,’ klinkt
Celine met een snik in haar stem.
‘Och meiske, dat is vervelend. Heb je
wel goed gezocht, zo groot is de zandbak niet. Hebben we niet nog
een harkje?’
‘Nee, die heb jij vorig jaar aan de
kringloopwinkel gegeven.’
‘Dat is waar ook, sorry daarvoor. En
jij, Benjamin, waarom kijk jij zo sip?’ Ik aai hem
liefdevol over zijn
bol.
‘Pappie pakte mijn schepje af.’
‘Maar hij had toch al het emmertje en
een Winnie de Poeh zandvormpje? Waar is papa eigenlijk?’
‘Die huilt in de zandbak, want ik heb zijn
zandkasteel gesloopt.’