zondag 31 augustus 2014

Koffideeën


Van een afstandje zie ik hem staan. Hij kijkt me aan met een blik van verstandhouding en tilt zijn arm op. In zijn hand een beker. Hij doet of hij wil proosten. Vol begrip lach ik terug want ik weet wat hij in zijn glazen beker heeft. Die lichtbruine vloeistof onder een heerlijke schuimlaag wil ik ook, het liefst nu! Wat mist is een flinke toef slagroom. Geloof me: insiders die geheimhoudingsplicht hebben bij alles wat hier in huis gebeurt, weten wat ik bedoel met een toef. Zegt maar gerust een TOEF! Een caloriebom.

Bij het zien van zijn beker, versnel ik mijn pas naar de keuken met tussen mijn duim en wijsvinger een zakje instant koffie. Kom maar op met die cafeïneshot. Met elke stap schud ik het zakje even heen en weer. Zo zit het poeder goed onderin en gaat er bij het openscheuren van de bovenkant geen korreltje verloren. Ik zou eens een smaaksensatie-tje minder hebben.

Dat ik zo met het zakje naar de keuken loop is mijn wekelijkse ritueel na de kerkdienst. Behoorlijk ingezakt en sloom geworden van het zitten, verlang ik vooral naar wat power in mijn lijf. Iedereen die al langer hier kerkt, kent mijn gekte en kijkt er niet meer van op dat ik voor mezelf een overheerlijk bakkie maak.
   Zo zouden meer mensen moeten doen.

Dat is wat bovengenoemde man, ook moet hebben gedacht. Hij komt nog niet zo lang in onze kerk en een poos geleden zag hij mij, of eigenlijk meer mijn bakkie. Natuurlijk viel het op tussen al die suffe witte plastic bekertjes in een houdertje. Zie me daar tussen staan met een glazen mok en heerlijke koffie inclusief vette schuimkop. Het water liep nog net niet uit zijn mond.
   ‘Hoe kom jij daar aan?’
   ‘Van thuis!’
   ‘Het ziet er wel heel lekker uit.’
   ‘Dat is het ook en daarom neem ik het zelf mee. Ik vind koffie niet te zuipen, maar dit wel’, zeg ik met een big smile. ‘Dit is het aller lekkerste bakkie dat er is. Mag ik je voorstellen?’ Ik houd de beker op en zeg: ‘Wiener Melange, maar dan wel die van Nescafé.’

Zo stond meneer een week later met een zelfde beker en proost met mij.
   ‘Op lekkere koffie.’
   ‘Je bent ervoor gevallen?’
   ‘Zeker! Vanaf nu drink ik dit ook na elke kerkdienst.’
   ‘Gezellig!’

Ineens zie ik voor me hoe elke week steeds meer mensen een eigen zakje koffie mee nemen en de mensen achter de bar vooral alleen nog maar glazen bekers en kannen heet water klaar zetten.
   Of toch niet, want zoveel glazen bekers hebben we niet. En als we ze wel zouden hebben, wie wast dan af? Tenslotte hebben we nog geen afwasmachine.
   Laat ik me maar minder opzichtig opstellen. Ze weten me vast snel te strikken voor een nieuwe functie. Die van afwashulp, want ik ben tenslotte degene die deze gekte veroorzaakte.

Beter is me van mijn bestuurskant te laten zien en te pleiten voor een Nescafé koffieautomaat, met verschillende smaken, want er zijn natuurlijk ook andere freaks. Die van de Latte, Cappuccino, Amaretto of Gold. Laat maar stromen dat zwarte goud. Als ik het bestuur zo gek krijg, lukt het me vast ook om als gemeente een vaatwasser aan te schaffen.

Maar ja… Nescafé heeft ook een plan getrokken en is aan het recept gaan rommelen. Wat was er niet goed aan? Waarom mij als grootgebruiker niet gevraagd om mijn mening? Die is: wat goed is moet blijven!
   Hoezo moet de schuimlaag anders? Hoewel die lekkerder is, vind ik de koffie zelf viezer. Proef zelf maar. Eerder hoefde ik er geen suiker in, nu wel. Zo dwingen ze me ook nog eens tot meer calorieën. Alsof ik die lekker vind. Ik ben gewoon boos op die koffie-verprutsers.

Of moet ik hier een voordeel in zien? Hoef ik niet te gaan pleiten voor een koffieautomaat en laat die vaatwasser ook maar zitten. Mis ik alleen nog wel mijn wekelijkse koffiemaatje, hij was er al twee weken niet.
   Ik heb het toch niet bij hem verprutst?!