Van een afstandje
zie ik hem staan. Hij kijkt me aan met een blik van verstandhouding en tilt zijn
arm op. In zijn hand een beker. Hij doet of hij wil proosten. Vol begrip lach
ik terug want ik weet wat hij in zijn glazen beker heeft. Die lichtbruine
vloeistof onder een heerlijke schuimlaag wil ik ook, het liefst nu! Wat mist is
een flinke toef slagroom. Geloof me: insiders die geheimhoudingsplicht hebben
bij alles wat hier in huis gebeurt, weten wat ik bedoel met een toef. Zegt maar
gerust een TOEF! Een caloriebom.
Bij het zien van
zijn beker, versnel ik mijn pas naar de keuken met tussen mijn duim en wijsvinger
een zakje instant koffie. Kom maar op met die cafeïneshot. Met elke stap schud
ik het zakje even heen en weer. Zo zit het poeder goed onderin en gaat er bij
het openscheuren van de bovenkant geen korreltje verloren. Ik zou eens een smaaksensatie-tje
minder hebben.
Dat ik zo met het
zakje naar de keuken loop is mijn wekelijkse ritueel na de kerkdienst. Behoorlijk
ingezakt en sloom geworden van het zitten, verlang ik vooral naar wat power in mijn lijf. Iedereen die al
langer hier kerkt, kent mijn gekte en kijkt er niet meer van op dat ik voor mezelf
een overheerlijk bakkie maak.
Zo zouden meer mensen moeten doen.
Dat is wat bovengenoemde
man, ook moet hebben gedacht. Hij komt nog niet zo lang in onze kerk en een
poos geleden zag hij mij, of eigenlijk meer mijn bakkie. Natuurlijk viel het op
tussen al die suffe witte plastic
bekertjes in een houdertje. Zie me daar tussen staan met een glazen mok en heerlijke
koffie inclusief vette schuimkop. Het water liep nog net
niet uit zijn mond.
‘Hoe kom jij daar aan?’
‘Van thuis!’
‘Het ziet er wel heel lekker uit.’
‘Dat is het ook en daarom neem ik het zelf mee. Ik vind koffie niet te zuipen, maar dit wel’, zeg ik met een big smile. ‘Dit is het aller lekkerste bakkie dat er is. Mag ik je voorstellen?’ Ik houd de beker op en zeg: ‘Wiener Melange, maar dan wel die van Nescafé.’
‘Dat is het ook en daarom neem ik het zelf mee. Ik vind koffie niet te zuipen, maar dit wel’, zeg ik met een big smile. ‘Dit is het aller lekkerste bakkie dat er is. Mag ik je voorstellen?’ Ik houd de beker op en zeg: ‘Wiener Melange, maar dan wel die van Nescafé.’
‘Op lekkere koffie.’
‘Je bent ervoor gevallen?’
‘Zeker! Vanaf nu drink ik dit ook na elke kerkdienst.’
‘Gezellig!’
Ineens zie ik voor
me hoe elke week steeds meer mensen een eigen zakje koffie mee nemen en de mensen
achter de bar vooral alleen nog maar glazen bekers en kannen heet water klaar
zetten.
Of toch niet, want zoveel glazen bekers
hebben we niet. En als we ze wel zouden hebben, wie wast dan af? Tenslotte hebben
we nog geen afwasmachine.
Laat ik me maar minder opzichtig opstellen. Ze
weten me vast snel te strikken voor een nieuwe functie. Die van afwashulp, want
ik ben tenslotte degene die deze gekte veroorzaakte.
Beter is me van
mijn bestuurskant te laten zien en te pleiten voor een Nescafé koffieautomaat,
met verschillende smaken, want er zijn natuurlijk ook andere freaks. Die van de
Latte, Cappuccino, Amaretto of Gold.
Laat maar stromen dat zwarte goud. Als ik het bestuur zo gek krijg, lukt het me
vast ook om als gemeente een vaatwasser aan te schaffen.
Maar ja… Nescafé
heeft ook een plan getrokken en is aan het recept gaan rommelen. Wat was er
niet goed aan? Waarom mij als grootgebruiker niet gevraagd om mijn mening? Die
is: wat goed is moet blijven!
Hoezo moet de schuimlaag anders? Hoewel die
lekkerder is, vind ik de koffie zelf viezer. Proef zelf maar. Eerder hoefde ik
er geen suiker in, nu wel. Zo dwingen ze me ook nog eens tot meer calorieën.
Alsof ik die lekker vind. Ik ben gewoon boos op die koffie-verprutsers.
Of moet ik hier een
voordeel in zien? Hoef ik niet te gaan pleiten voor een koffieautomaat en laat
die vaatwasser ook maar zitten. Mis ik alleen nog wel mijn wekelijkse
koffiemaatje, hij was er al twee weken niet.
Ik heb het toch niet bij hem verprutst?!