Hij heeft wéér een nieuwe wens. Zijn verjaardag van pasgeleden heeft
gezorgd voor een goed gevulde portemonnee (met dank aan de gulle gevers), maar nu
blijkt het toch niet genoeg voor wat hij sinds deze week koestert. Meneertje
droomt van een Ipod Touch 5 en glundert.
‘Dan ben ik de eerste met een Apple in the house.’
‘Wat maakt mij dat uit. Ik vind
kiwi toch lekkerder.’ Hij hoort me niet eens, wat zo typisch Benjamin is. Helemaal vol van zijn Ipod, heeft hij één ding op het oog. Geld!
Zo is hij vast en
zeker meer afwezig tijdens de lessen op school. Hij breekt namelijk zijn hoofd over de
vraag hoe hij extra geld kan verdienen en dan vooral onder het motto: hoe-kan-ik-zo-gemakzuchtig-mogelijk-tot-mijn-doel-komen?
Mijn idee om te gaan werken, komt niet over. Zijn plan werkt beter. Het heet MARKTPLAATS - the place
to be. Zonder al te veel moeite toch verdienen. Ja hoor, het past hem.
De volgende dagen zoekt hij in zijn kamer naar verkoopwaar. Ik zou snel klaar
zijn, open een la en tada! Ik zie euro-tekentjes op alles in deze kamer. Elke
la, elke kast puilt uit. Hier valt goudgeld te verdienen. Maar Benjamin wikt en
weegt. Urenlang.
Dan ineens is hij er uit.
‘Mam, mijn Playmobil-kasteel
gaat er uit.’ Hoor de trots in zijn stem, alsof hij al binnen is.
‘Wat? Dat meen je niet! Alles
best, maar niet het kasteel. Please?’ Mijn woorden komen weer niet over. Hij zoekt ijverig
naar alle bijbehorende accessoires. Ik kijk er maar niet te lang naar, de tranen staan in mijn
ogen. Hij kan ook niet weten dat hij mijn speelplezier gaat verkopen.
Speelplezier waarbij ik prinses ben en Marcel mijn prins op… Nee, mijn
prins zonder haar. Natuurlijk!
De boze heks houdt me gevangen, want ze is uiteraard
jaloers op mijn oogverblindende schoonheid. Ik wacht met smart op mijn prins
Balding om me te redden. Kijk! Daar is hij met zijn lange slanke perfect gespierde lijf en met zijn lenige
gestalte op de rug van zijn ros lijkt het of hij vliegt.
Ik zie door het kleine getraliede
raampje, hoe hij naar de hoogste toren klimt. Wacht! Hij gaat verkeerd! Ik zit
in de kerker. In het donker. Het is hier vochtig en ruikt zuur. Daar tippelt
weer iets langs mijn been. Ik gil, maar hij hoort me niet.
Ondertussen ontdekt mijn prins dat
hij fout zit, want hij ziet Rapunzel in de armen van prins Charming vallen. Zij
wèl. Van schrik valt ook mijn prins. Daar gaat mijn redding! En mijn
dromerij.
Ondertussen is het kasteel opgebouwd en staat fotogeniek te zijn. Omringd door ridders
te paard en achter de kantelen de andere kornuiten. Ze zijn klaar om de boel te
verdedigen. Ik zoek de vijand en zie een miezerige Playmobil-muisje.
‘Is dat de vijand?’ Benjamin
stapt net met de camera binnen. Ineens is mij meer dan duidelijk wie hier de
vijand is. Het is die jongen met de camera, tegenover mij. Dit wordt oorlog!
Nog voor hij de lens scherp kan
stellen, spring ik voor de camera als wil ik het kasteel beschermen. Zelfs de
muis schrikt er van. Het is mijn laatste poging om dit mooie speelgoed met al
zijn verhalen te redden. Je vraagt je toch niet ineens af voor wie dit kasteel eigenlijk is
gekocht hè?
Tegenover me laat zoonlief de camera zakken. Een dag later besef ik
dat ik werkelijk gewonnen heb. Benjamin komt de huiskamer in met alles behalve het
kasteel.
‘Mama, mijn dino’s gaan er uit!’
Ik maak een vreugdedansje en proost op uren speelplezier terwijl Benjamin met
aandacht pakketten samenstelt. Hij zoekt eerst uit wat bij elkaar hoort. Zet het vervolgens netjes neer, vereeuwigt het en load
het up op Markplaats.
Ik heb al snel door dat dit in
goede handen is en besluit een boodschapje te gaan doen. Ik pak mijn portemonnee
en boodschappenlijstje erbij en loop naar de schuur. Die komt wat leeg op me over, maar oké, ik pak mijn fiets.
‘Tot straks. Ik hoor wel wat je
hebt verdient als ik terug ben.’
De bekende afwezige ‘Daag’
volgt en ik hoor een ‘klik’ van de camera. Nog amper de schuur uit, staat
ineens Benjamin bij me. Aan zijn snelle ademhaling en verschrikte ogen te zien
is hem iets te binnen geschoten en bang als hij is het te vergeten, staat hij nu hier.
‘Mama, kan je me morgen naar
school brengen?’
‘Hoezo? Mankeer je iets aan je
benen?’ Ik bekijk ze even van een afstandje. Ik zie er niets aan.
‘Nee, ik heb geen fiets meer…’