zondag 12 januari 2014

Wetenschappelijke doorbraak

Marcel is zó gefrustreerd, dat hij bijna niet meer lief kan zijn voor mij. Die ene seconde, dat ik hem ’s ochtends haat, omdat hij mij wekt, is lucht in vergelijking met zijn gevoel voor mij. Zijn blik is angstaanjagend zwart en dieper dan diep dringen zijn ogen door mij heen. Ik wil schuilen. Maar waar is die boom?

Weg dus, met al zijn broers en zussen. Allemaal door mij omgezaagd, zelfs versnipperd. Dat is al langer een kunstje van mij, doch vorige week bereikte het zijn dieptepunt. We waren een midweekje in Zandvoort. Omringd door duinen met hier en daar een boom. Laat ik die nou hebben doen sneuvelen. Het is verbazend hoe kaal het werd en schuldbewust klinkt mijn:  
   ‘Snurk ik zo erg?!’
   Vernietigend is zijn blik. Ik vrees een echtscheiding.

Nacht na nacht maak ik herrie. Ochtend na ochtend is zijn blik vervaarlijk als ik hem vraag of ik nou eindelijk stil was. ‘Nee’  klinkt kort en vol frustratie. Ik durf geen oog meer dicht te doen. Hij oppert dat zelfs de kinderen last van me moeten hebben, zo hard ga ik te keer. Bij paniekerig navraag verzekeren zij mij, nergens last van te hebben. Zij slapen op dezelfde verdieping en met onze slaapkamerdeur altijd open, horen zij niets!? Zo is bewezen: Marcel is het probleem! Tenslotte heb ook ik nergens last van. Dat is drie tegen één.

Hij moet zijn gevoelige oren maar beschermen, zoals ik deed met Oud en Nieuw en zo liggen er later twee kleine oor-oplossingen op zijn nachtkastje en voor de zekerheid een matras met slaapzak op zolder. Na mijn ‘good night’ sluit ik mijn ogen en hoop dat de enige mogelijke scheiding die van bed zal zijn en verheug me stiekem op een nacht met veel ruimte. Ongegeneerd snurken en niets of niemand die in de weg ligt. Het lonkt!

Zo ook het weten dat ik geen 24/365 dagen snurker ben. Dit speelt alleen op als ik verkouden ben en keelpijn heb. Dat laatste is in meerdere of minder mate ruim drie weken mijn deel en ik weet dat het allemaal over gaat als dit onder controle is. Eens opletten wie er dan ronkt!

Tot die ene nacht. Ik had mijn haar voor het slapengaan ingevlochten om zo die enorm lange haardos te temmen en heerlijk geslapen. De volgende ochtend ontwaakte ik met een stralende zon in mijn gezicht. Het was wel raar dat de stralen van links kwamen en ons raam rechts is.

Oh, het was Marcel.
   ‘Wat straal jij nou?’
   ‘Jij hebt vannacht de oplossing voor het snurkprobleem ontdekt!’ klinkt triomfantelijk en meneer doet een rondedans in zijn onderbroek. Hij is gek geworden, of erger, doof? Ik voel duidelijk aan mijn keel dat het weer slechter is. Ik MOET hebben gesnurkt. Doch hij fonkelt en swingt of het een lieve lust is. Hoewel ik bijna mee wil huppelen en sprankelen, wint mijn verbazing. Zei hij nou dat ik de oplossing had ontdekt? Wat is er vannacht gebeurd? Wat heb ik gemist?
   ‘De oplossing tegen snurken?’
   ‘Ja,’ zegt ie opgewekt, ‘je haar invlechten!’
Mijn mond valt open. Is dat dé oplossing?!

Dat moeten we testen!
   De volgende nacht wordt er geen haar ingevlochten. We doen de check:
Keelpijn? Check!
Droezig (leuk woord)? Check!
Haar NIET ingevlochten? Check!
   ‘Good night’ klinkt van links naar rechts en terug, een nachtzoen en slapen maar.

Om te horen dat ik wel degelijk de boom in de voortuin van onze buren had kunnen omhouwen. Marcel is er triomfantelijk bij en ik ook, want wie had gedacht dat hij nog eens blij zou zijn met mijn gesnork?

Dan de echte proef: nacht drie. Ik voldoe aan de twee bovenste punten van de checklist en ga met een geknoopte coupe slapen. Het wordt een onverstoorde nacht. Tijd om de krant te bellen. Zegevierend staat mijn echtgenoot, dat blijft hij nu vast en zeker, met de telefoon  klaar en vraagt mij het nummer van de krant te zoeken. Als ik het bijna heb gevonden bedenk ik hardop:
   ‘Lieverd, dan moet jij vanaf nu ook je haar maar invlechten!’ Zijn ‘zware ademen,’ zo noemt hij het, is mij een doorn in het oor.

Zijn blik is abrupt beteuterd, de telefoon zakt.
   ‘Dan moet ik eerst Geer maar even bellen. Hij weet tenslotte alles van haarvermeerdering.’