Marcel is zó gefrustreerd, dat hij bijna niet meer
lief kan zijn voor mij. Die ene seconde, dat ik hem ’s ochtends haat, omdat hij
mij wekt, is lucht in vergelijking met zijn gevoel voor mij. Zijn blik is angstaanjagend zwart en dieper dan diep dringen zijn ogen door mij heen. Ik wil
schuilen. Maar waar is die boom?
Weg dus, met al zijn broers en zussen. Allemaal door
mij omgezaagd, zelfs versnipperd. Dat is al langer een kunstje van mij, doch vorige
week bereikte het zijn dieptepunt. We waren een midweekje in Zandvoort. Omringd door duinen met hier en daar een boom.
Laat ik die nou hebben doen sneuvelen. Het is verbazend hoe kaal het werd en
schuldbewust klinkt mijn:
‘Snurk ik zo erg?!’
Vernietigend is
zijn blik. Ik vrees een echtscheiding.
Nacht na nacht maak ik herrie. Ochtend na ochtend is zijn
blik vervaarlijk als ik hem vraag of ik nou eindelijk stil was. ‘Nee’ klinkt kort en vol frustratie. Ik durf geen oog meer dicht te doen. Hij oppert dat zelfs de kinderen last
van me moeten hebben, zo hard ga ik te keer. Bij paniekerig navraag verzekeren
zij mij, nergens last van te hebben. Zij slapen op dezelfde verdieping en met onze
slaapkamerdeur altijd open, horen zij niets!? Zo is bewezen: Marcel is het
probleem! Tenslotte heb ook ik nergens last van. Dat is drie tegen één.
Hij moet zijn gevoelige oren maar beschermen, zoals ik deed
met Oud en Nieuw en zo liggen er later twee kleine oor-oplossingen op zijn nachtkastje
en voor de zekerheid een matras met slaapzak op zolder. Na mijn ‘good night’ sluit
ik mijn ogen en hoop dat de enige mogelijke scheiding die van bed zal zijn en
verheug me stiekem op een nacht met veel ruimte. Ongegeneerd snurken en niets
of niemand die in de weg ligt. Het lonkt!
Zo ook het weten dat ik geen 24/365 dagen snurker ben. Dit
speelt alleen op als ik verkouden ben en keelpijn heb. Dat laatste is in
meerdere of minder mate ruim drie weken mijn deel en ik weet dat het allemaal
over gaat als dit onder controle is. Eens opletten wie er dan ronkt!
Tot die ene nacht. Ik had mijn haar voor het slapengaan ingevlochten
om zo die enorm lange haardos te temmen en heerlijk geslapen. De volgende
ochtend ontwaakte ik met een stralende zon in mijn gezicht. Het was wel raar dat
de stralen van links kwamen en ons raam rechts is.
Oh, het was Marcel.
‘Wat straal jij nou?’
‘Jij hebt vannacht de
oplossing voor het snurkprobleem ontdekt!’ klinkt triomfantelijk en meneer doet een rondedans in
zijn onderbroek. Hij is gek geworden, of erger, doof? Ik voel duidelijk aan
mijn keel dat het weer slechter is. Ik MOET hebben gesnurkt. Doch hij fonkelt en
swingt of het een lieve lust is. Hoewel ik bijna mee wil huppelen en sprankelen,
wint mijn verbazing. Zei hij nou dat ik de oplossing had ontdekt? Wat is er
vannacht gebeurd? Wat heb ik gemist?
‘De oplossing tegen
snurken?’
‘Ja,’ zegt ie
opgewekt, ‘je haar invlechten!’
Mijn mond valt open. Is dat dé oplossing?!
Dat moeten we testen!
De volgende nacht
wordt er geen haar ingevlochten. We doen de check:
Keelpijn? Check!
Droezig (leuk woord)? Check!
Haar NIET ingevlochten? Check!
‘Good night’ klinkt
van links naar rechts en terug, een nachtzoen en slapen maar.
Om te horen dat ik wel degelijk de boom in de voortuin van
onze buren had kunnen omhouwen. Marcel is er triomfantelijk bij en ik ook,
want wie had gedacht dat hij nog eens blij zou zijn met mijn gesnork?
Dan de echte proef: nacht drie. Ik voldoe aan de twee bovenste
punten van de checklist en ga met een geknoopte coupe slapen. Het wordt een onverstoorde nacht. Tijd om de krant te bellen. Zegevierend staat mijn echtgenoot, dat
blijft hij nu vast en zeker, met de telefoon
klaar en vraagt mij het nummer van de krant te zoeken. Als ik het bijna
heb gevonden bedenk ik hardop:
‘Lieverd, dan moet
jij vanaf nu ook je haar maar invlechten!’ Zijn ‘zware ademen,’ zo noemt hij
het, is mij een doorn in het oor.
Zijn blik is abrupt beteuterd, de telefoon zakt.
‘Dan moet ik eerst Geer
maar even bellen. Hij weet tenslotte alles van haarvermeerdering.’