‘Wil je me vanaf nu waarschuwen
als je gaat zeuren?’, zuchte Marcel.
‘Waarom zou ik dat doen?’
‘Dan kan ik maatregelen nemen.’
‘Alsof ik vooraf weet dat ik ga
zeuren. Wat een gezever. Het is juist waarom ik jou heb; om tegenaan te praten.
Boeien dat jij het zeuren noemt. Bovendien kan ik beter tegen jou piepen dan tegen
de buurvrouw, postbezorger of een opgezette hertenkop. Wat zullen zij wel niet
van me denken?’
Etalagepop
Het lijkt me trouwens geweldig om eens tegen zo’n kartonnen figuur of
een etalagepop aan te zeuren. Ik ben niet goed in het ter plekke bedenken van
een smeuïg verhaal over de buurman van mijn zus en daar de moeder van waarvan
de tante haar zwager en daar de schoonmoeders ex bla bla bla…
Bedenk ik dat ik
maar zo mijn lief op een idee breng. Komt meneer de baas van een reclamebusiness maandag aan met een kartonnen figuur
van zichzelf en zet die voor me neer.
‘Tada, je zeurmaatje.’
‘Kun je tegenaan zeuren. Hij is
geduldig als een dooie mier.’
‘Waarom denk je dat ik zo graag
tegen jou praat?’
‘Nu je het vraagt, waarom?’
‘Jij luistert.’
‘Dat bewijst mijn gave: doen alsof
ik luister.’
‘Wat? Doen alsof? Je knikt ja en
zegt nee op het goede moment.’
‘Ja, goed hè?’
‘Dus eigenlijk luistert de huisarts
beter dan jij?’
‘Maak gelijk een afspraak, kan
hij gelijk even naar je vinger kijken.’
Winterdip
Dus stak ik een dag later mijn middelvinger op naar een vervangende huisarts.
Nee, ik stak ‘m niet op zoals jij nu denkt. Ik stak zijn vier buurtjes mee op, waarop
de arts beaamde dat de middelste niet normaal oogde. Iets met een ontsteking. Ze
schoot er een recept met een ontstekingsremmer op af. Ik slik het maar gelaten.
Even bedacht ik: hier zit een
vrouwelijke arts, zal ik nog even doorzeuren? Ik besloot van stoel te steken.
‘Ik wil nog even delen dat het allemaal
niet echt kaas en hagelslag is - mijn buitenkant loopt niet synchroon met de binnenkant.
Samengevat: ik verloor ergens onderweg mijn sparkle.’
Ik vergat te vermelden dat een deel van mijn mineur, zo’n 50%, winterdipgevoelig
is. Ondanks vele wandelstappen zakt de bewolking dagelijks in mijn psyche,
waardoor ik niet persé en overtuigd verfrister thuis de drempel over stap. Het
bewijs landde toen ik afgelopen week een uur in de zon wandelde. Ik voelde zowaar
de schittering van mijn vervlogen sparkle
een beetje woelen. Zo wist ik dat ze er nog is, echter diep weggestopt onder
een bedekking van zonafwezigheid.
Weerafhankelijkheid stinkt!
Megamorfose
Blijft 50% tranendal over. Daarvoor zocht ik bevestiging van de arts. Ik
vertelde over emotionaliteiten die het plafond raken; een lontje dat niet kort,
maar volledig verdwenen is en opvliegendheid die zelfs mij beangstigt. Nee, ik
bedoel niet de opvliegers die me te pas en te onpas oververhitten. Dit gaat
over onherkenbare boosheid die onredelijk en buitenproportioneel onverwacht
hard ontploft. Waar komt dit vandaan? Wie ben ik? Ik vind mij zo niet leuk. Geef
mij mijn mij terug!
Meelijwekkend
Zo zat ik afgelopen week met emoties tot het bovenste wolkendek.
‘Mam, het geeft niet, je zit in
je metamorfose,’ klonk Benjamin meelijdend.
‘Pubertijd 2.0 is net als
pubertijd 1.0 één brok ellende. Ga ik echt op herhaling als brok chagrijn, nu
opgeteld met boosheid, gefrustreerdheid en het legen van overlopende emotievolle
emmers?’
‘Ach Irene, deze megamorfose
gaat voorbij’ zei manlief en aaide me op mijn rug.
‘Mega is het, mega niks. Ik wil
mijn glans terug!’
‘Mama, droog je tranen maar
even,’ troostte Celine me met een zakdoekje.
‘Stomme hormonen! Beginnend bij
pubertijd 1.0 met de jarenlange maandelijkse maandverbandparty tot gevolg. Dat loopt
over in de hormooncrisis en kraamtranendagen rondom zwangerschap en bevalling,
waarna ik mezelf maanden kwijt was om weer goed en wel hersteld voor een tweede
te gaan. Rol ik nu met mijn 45+ de volgende hormonencircus in; pubertijd 2.0. En
waar zit ik naast? Een midlifecrisis!’
‘Mam, neem alsjeblief de hele tissuedoos!’,
zei Celine.
Zo ontstond bij manlief de vraag:
‘Wil je me de volgende keer waarschuwen
als je gaat zeuren?’
‘Als ik je waarschuw, wat doe
jij dan?’
‘Dan ga ik muziek luisteren.’
‘Maar dan luister je niet naar
mij!’
‘Ik doe alsof en zeg af en toe
ja, schud nee of hum een beetje.’
‘Heel geloofwaardig.’
‘Gelijk even testen?’ vroeg
Marcel terwijl hij zijn oortjes in deed. Hij luisterde naar Waylon. Ik vertelde
hoe zot ik manlief en zijn idee vond en stelde vragen als: hoor je me? Is de
muziek leuk? Wat voor weer krijgen we morgen? Wil jij vanavond koken? Toen ik mijn
mond niet meer bewoog, vroeg Marcel:
‘Ben je uit gezeurd?’
‘Ja, het hielp me enorm.’
‘Oh? Hoezo?’
‘Ik vroeg of jij gaat koken.’
‘Oh.’
‘Je zei ja.’