Ze zijn er nog: de wel opgevoede kinderen. Kinderen die ouderen aanspreken
met ‘u’. Zo ben ik ook goed opgevoed en sprak ouderen zo aan. Iedereen heette
dan ook u; er was nooit een misverstand.
Ergens is iets mis gegaan. Ik
zeg minder ‘u’.
Hoewel ik goed opgevoed ben, heb ik gelukkig nooit ‘u’ tegen mijn ouders
hoeven zeggen. Zij heetten gewoon ‘je’, maar wisten dat het vol respect bedoeld
werd. Zelfs in mijn puberteit hield ik mijn respect voor hen. Van dwarsigheid was
bij mij geen sprake en brutaliteit kon men niet ontdekken. Maar dat is een
ander verhaal.
Het verhaal voor vandaag is ontstaan door één meisje. Jawel! Een meisje
dat, met haar mooie ogen gericht op Benjamin, mij nodig had voor het
bekokstoven van een verrassing. Daar werk ik altijd graag aan mee. Zo werd ik
deel van haar telefoon op het moment dat mijn zoon mijn nummer aan haar gaf.
Bijna direct daarna (met een eerste app) was de relatie tussen de jonge
dame en mij finaal de mist in gegaan. Ze gebruikte namelijk dat gruwelijke lettertje
‘u’ in een berichtje aan mij. De schok kwam enorm aan! Ik sprong zo hoog op
dat mijn hoofd bijna door het zolderraam naar buiten stak.
Ik, een ‘u’? Ik dacht het niet
hè! Als zij het meisje wordt van mijn zoon, komt ze er bij ons alleen in als ze
het woordje ‘je’ leert uitspreken in mijn richting. Of ze moet erop gericht
zijn dat ik haar gewoonweg niet mag en haar alleen dan binnenlaat als ze bereid
is er via de achterdeur weer uit gestuurd te worden. Toedeledoki! En neem ‘u’
maar mee!
Ik weet heus wel hoe de ‘u’ van dit meisje is bedoeld. Iets met respect
en goede opvoeding en met dat in haar achterhoofd heeft ze het netjes bedoeld en
uitgeschreven. Maar oh, wat maakt het duidelijk dat ik 44 ben.
Wees niet bang. Ik zit heus niet
huilend in een hoekje te kniezen dat ik zó oud ben geworden. Integendeel! Hang
de slingers maar op. Niet omdat gisteren mijn zoon jarig was en vandaag mijn
man, maar omdat ik het geweldig vind om 44 te zijn. Het geeft rust.
Als ik op mijn 13e had geweten hoe fantastisch het is om een
veertiger te zijn, dan had ik graag al die tussenliggende jaren overgeslagen. Vooral
de jaren tot mijn 18e.
Dat waren de onzekerheidsjaren
van het leven, waarbij het draaide om levensvragen als: zit mijn haar wel goed?
Nee, natuurlijk niet, met die kroeskop was geen zee te bewandelen. Is mijn rok
leuk? Nee, natuurlijk niet! Van welk modehuis kwam dat rare vod? Vindt men mij
leuk? Blijkbaar niet, ik werd nogal genegeerd. Zien de jongens mij wel staan?
Nee, natuurlijk niet! Ik zag er niet uit?
Over jongens die een meisje zien staan gesproken. Ook nu zien ze mij
niet, maar wel de knapperd naast me. Ik loop dan moedertrotsig naast haar en
denk: ja, kijk maar. Ze is mooi! Om even verder te lopen en ineens denk: hé,
viespeuk, je bent te oud! Zoek iemand van je eigen leeftijd!
Niet dat ik dan gezien wil worden hoor.
Dat is namelijk niet meer nodig. Ik koester me in de wetenschap van die ene
jongen die mij heel graag ziet. En mij alleen. Hij deelt graag de bank met me
en kijkt samen tv met me. Want ja, één jongetje zag me 25 jaar geleden wel staan en
zo heb ik de zaakjes voor elkaar. Heerlijk hoor volwassen zijn en verlost van puberale
levensvragen.
Om met een ‘bliep’ uit mijn telefoon weer teruggefloten te worden naar ‘u’.
Doet ze het weer!
Ik ga gelijk maar even vriendelijk
doch dringend duidelijk maken dat ik niet van ‘u’ gediend ben. Wil zij kans
maken op een hokje in mijn hart, dan zegt ze ‘je’. En hup daar verandert haar toon
in ‘je’. Zo voel ik me toch ineens even minder oud. Dat voelt dan toch weer
heerlijk! Weg is alle afstand.
Maar wat dit meisje betreft; wie ze is en of er inmiddels sprake is van
verkering of zoiets verliefdigs? Daar laat ik de afstand naar jou toe weer even
groter worden. U kunt gaan…