Voor mijn huis ligt een tuin en in die tuin staat een boompje. Het is er
één van de appel. Eigenlijk is het niet meer dan Spriet de 2de, want
meer dan een spriet met een paar zijtakjes is het niet. Toch koester ik hem en
telt ie voor mij als heuse boom, want hij heeft in mei gebloesemd.
Nou niet bij de hand gaan doen
en zeggen dat het logisch is dat er bloesem in een appelboom komt. Voor dit
boompje is dat iets nieuws. Nooit eerder versierde hij zijn takjes met
bloempjes.
Het was vast zijn dank voor mijn goede zorgen, want zonder mij was hij
nooit zo ver gekomen. Als ik hem niet als pitje in een potje had gestopt en
gekoesterd, zou hij zich nooit tot spriet hebben ontwikkeld. Van fruitschaal
tot boompje – allemaal door mij. Ik ben er zelf stil van.
Ik overweeg de landbouw in te gaan!
Als het lukt één appelboom te kweken, dan moet een appelbomenbos ook lukken.
Zie je Marcel en mij al bij Appelsprietje staan kijken en maar wachten
op een bijtje dat langs vloog om te dansen op de bloesem. Geen bijtje kwam op bezoek en na bijna
zelf wortel te hebben geschoten, vroeg ik:
‘Hoe krijgen we hier nou bijtjes
bij?’
‘Misschien hadden we het
insectenhotelletje dat nu onder de veranda in de achtertuin hangt, beter hier
op gehangen.’
‘Met hier, bedoel je aan de
stam van Appelsprietje?’ Ik voel direct medelijden met Appelspriet, zo sterk is
ie nog niet, dat zie je zo.
‘Tja…’
Ineens klonk achter ons:
‘Wij hebben vlak bij de
voordeur een heleboel bijen, lok ze maar jullie kant op.’ Blijkbaar had onze buurvrouw
onze smeekbede gehoord en bood hulp. Daar heb je tenslotte buren voor.
‘Een luchtbrug. Marcel, dat is
het!’
Hoe die te bouwen hebben we niet eens bedacht, want het is niet zomaar een
kwestie van een bijtje dat van het ene bloesempje naar het andere bloesempje jumped. Dat is te simpel. Het zoemertje moet met stuifmeelsels
van een ándere appelboom de bloesempjes van ons boompje zachtjes beroeren. Waar
halen we die ander boom nou ineens vandaan? Zo blijkt landbouw toch niet echt
een pitteschilletje.
Ik denk dat ik voorlopig de appels nog maar gewoon bij de AH koop en
rekening houdt met een onvruchtbaar boompje. Hoewel dat laatste voor
Appelspriet misschien ook wel beter is. Stel dat er dan toch een bloesempje beknuffeld
is met stuifmeel uit een andere boomgaard en dat er een appeltje gaat groeien
en groeien en groeien…
Dan leidt het geen twijfel dat Appelsprietje met elk groter groeiseltje
zal buigen en buigen en buigen. Hangt daar toch binnenkort een appeltje op de
grond. Ik dacht dat appels aan de boom hangen, maar Appelspriet zal door de
gewichtigheid van het appeltje buigen tot op de grond.
Het scenario van breken komt gewoonweg
niet in me op. Ik geloof in buigzaamheid.
Om op een dag als het appeltje
rijp is, zijn levensbron los te laten. WOESH, schiet zo Appelspriet weer rechtop.
Verlost van zijn gewicht, een appeltje achterlatend. Zijn eerste appeltje! Ik
ben bang voor een zuur appeltje, maar oké, een appel is een appel!
Ik durf niet hopen op een Elstar en een Nieuw Zealandse Breaburn al
helemaal niet. De laatste is mijn favoriet. Maar een Elstar-pit garandeert niet
een Elstar appeltje. Da’s belachelijk natuurlijk, maar mij is verteld dat er
zoveel is gekruist in appelland, dat deze Appelspriet nog eerder een Golden
Retriever zal voortbrengen dan een Estar. Een delicious idee toch?
Door al dit geschrijf besef ik dat ik Appelspriet eigenlijk nodig weer
eens liefjes moet toespreken en laat gelijk de boel achter. Even Appelspriet
vertroetelen en bewonderen, kan heus geen kwaad. Ik zal niet de eerste Irene zijn
die als boomfluisteraar te werk gaat. It’s
all in the name, blijkbaar.
Laat ik nou toch door
Appelspriet verrast worden. Al mijn woorden van hierboven mag je vergeten.
Ik
tel zeven miniappeltjes aan twee dunne takken. Wat zijn bijen stiekemerds zeg! Zomaar
achter mijn rug om zeven bloesempjes pakken.
En Appelspriet? Aan hem de eer als
eerste door die zure appels heen bijten.