Onverwacht vroeg en gehaast komt mijn man, Marcel, binnenstuiven. Hij ploft neer
bij de versterker. Ik schrik enorm van zijn onverwachte thuiskomst en val zowat
van het huishoudtrapje. Daarbij stoot ik bijna de sopemmer om. Mijn hart gaat
tekeer in mijn borstkas. Ik leef!
‘Irene, dit vind jij echt een
mooi nummer!’ Hij zet de radio aan en kijkt ongeduldig, want het apparaat is
niet zomaar ineens aan. Nee, het moet opwarmen. ‘Dat jij ook niet gewoon de
radio aan hebt!’
‘Ja, ik weet het. Jij luistert
de hele dag naar die rot-herrie. Ik word er vooral zenuwachtig van, zoals ook
van jou nu. Het mag wel een heel bijzonder lied zijn.’
‘Dat is het ook! Ik weet zeker
dat jij er helemaal weg van bent.’
Hij zal het wel weten.
Het is deze man die me vaker op prachtnummers wijst, hij kent mijn smaak
dan ook als zijn kontzak. Ondertussen staat de radio aan en vult mijn huiskamer zich met klanken van pianomuziek en een rustige vrouwenstem. Het klinkt enorm intiem
zo samen. Ik val bijna direct stil, de stress van zojuist vergeten. Mijn adem
stokt, want zelfs ademhalen geeft teveel herrie en stoort de schoonheid van wat ik hoor. Klanken die in hun eenvoud zo intens zijn. Dit is een juweeltje van een lied. Eindelijk een lied dat niet volgepropt wordt met het geluid van allerlei muziekinstrumenten, maar alleen piano als pure ondersteuning van de gevoelige woorden.
Woorden over troost vinden, een plek om te schuilen, een plaats waar
je jezelf mag zijn, waar je veilig bent. In alles, overal, door de seizoenen
heen. Zelfs aan het eind mag jij je gekoesterd weten.
Ik sta bewegingsloos bij het
aanrecht. Durf me niet te verroeren zolang het duurt en probeer ondertussen de prop in mijn keel weg te slikken. Het lukt niet.
Als het lied afgelopen is, vraag ik met een snik in mijn stem:
Als het lied afgelopen is, vraag ik met een snik in mijn stem:
‘Wie zingt dit eingelijk?’.
‘Claudia de Breij.’
‘Huh? Zij?’ Ineens herken ik haar
stem. ‘Ik wist niet dat ze zulke gevoelige liederen zingt.’ Ik veeg met een tissue zachtjes
onder mijn ogen en kijk in de ovendeur of de schade van mascara-uitloop ernstig
is. Het blijkt dat ik vanochtend vergeten was mascara op te doen.
De rest van de week beluister ik dit lied zo vaak dat mijn zoon hem niet
meer kan horen. Terwijl het bij mij keer op keer binnenkomt. Het raakt steeds
weer. Het liefst zou ik het aan mijn muur hangen, zodat ik het altijd kan zien.
Of beter! Ik wil het meenemen. In mijn tas of broekzak. Ik maak er graag ruimte
voor. Het is zo mooi. Iedere keer sluit ik mijn ogen, als wil ik de woorden, de
muziek in me opzuigen. Ik ben hopeloos gevallen.
Gevallen voor dit lied, zoals ik ooit viel voor mijn man. Hij is voor
mij degene waar Claudia over zingt. Ik mag bij hem… Altijd! En hij bij mij. Hoe kon Claudia dat weten?
Zomaar onverwacht kabbelt er een traantje uit mijn ooghoek. Hoe mooi als je kan zeggen die persoon te hebben. Die ene bij wie ik om alles mag komen. Ik zou nu graag even bij hem schuilen. Maar hij is er niet.
Zomaar onverwacht kabbelt er een traantje uit mijn ooghoek. Hoe mooi als je kan zeggen die persoon te hebben. Die ene bij wie ik om alles mag komen. Ik zou nu graag even bij hem schuilen. Maar hij is er niet.
Wel de tissue-doos, die staat
hier naast me. Maar dat bedoelde Claudia toch niet?