zondag 18 november 2012

IJsberen hier aanbellen!



Nu weet ik het zeker: ik ben geen mens vóór negenen en geen mens ná negenen. Houd daar a.u.b. rekening mee! Anders ontmoet je een…tja, wat? Een draak???

Natuurlijk niet. Ik spuw geen vuur. Soms wenste ik dat ik het kon, maar helaas.  Er zit geen vuur-spuw-vuur  in me, zo kan het  er ook niet uit.
Figuurlijk zit er natuurlijk wel een groot vuur in mijn binnenste. Die brandt voor Marcel, voor de kids en voor veel meer lieve mensen in mijn leven.

Afijn, eerdergenoemde waarschuwing geldt het meest voor onze kids. Vóór negenen ben ik geen mens, meer een zombie met haar dat alle kanten op staat. Toch is het direct na opstaan spitsuur: de een wil dit, de andere wenst dat en ik? Ik ben eigenlijk niet gebouwd op zoveel stress op de vroege ochtend.  Ik heb mijn koffie dan nog niet gehad, zou je kunnen zeggen, echter  dat heeft er niets mee te maken. Ik ben gewoon geen ochtendmens;  heb tijd nodig om wakker te worden, op te staan, iedereen de deur uit te werken en dan weer zin te maken in de dag.
Een ochtendhumeur kan ik dan ook beter verbergen.  Ken je de gevolgen als ik  ga zitten chagrijnen? De rest gaat gezellig mee mokken. Ooit ontdekt hoe het humeur van moeder-de-vrouw het hele gezin beïnvloed? Test maar!
Komen de kids echter ná negenen om mijn aandacht vragen – ben ik weer op te vegen. De drukte is voorbij,  de klus geklaard, ik doodop! Toe aan mijn bed. Kan beter zeggen: toe aan een winterslaap! Want in de winter is het allemaal véél erger, écht wel!

Zo denk ik dat ik van de ijsberen afstam.  Dat moet het zijn!

Er was eens lang gelden een dag dat Marcel op mijn “Ik heb het berekoud” reageerde met “Het is pas koud als de ijsberen hier om chocolademelk komen vragen.” En dat zegt dan iemand met zonder een enkel grammetje isolatie op zijn lijf? Hij moet weten wat BEREKOUD is. Hij moet die ijsberen al wel ‘tig’ keer hebben ontmoet, hoe kan hij het anders zeggen?

Die uitspraak vergeet ik nooit meer.
Zie al voor me hoe die ijsbeer op de hoek staat te wachten. Steeds op de klok kijkend, ongeduldig op de muur tikkend, door de brievenbus loerend, waar ik toch blijf. Tot ik de hoek om scheur en tegen hem opbots. Voel je de  zachte landing? Alle boodschappen over straat en de beer bromt de beroemde woorden: “Heb je een beker warme chocomel voor me?” Terwijl ik mijn boodschappen opraap ziet hij de melk en chocoladepoeder. Dat is een “ja” en even later likt hij zijn mond af. Een dot slagroom siert mijn bovenlip als ik vraag: “Koekje erbij? Een lekker stukje sneeuwcake of zo?”

Ondertussen ben ik gewoon jaloers op die ijsbeer. Kijk ‘m nou eens. Hij heeft die mooie, dikke, warme vacht. Geen  winterjas nodig. Zo wil ik ook tegen de vrieskou bestand zijn.  Meer nog ben ik stik jaloers op zijn winterslaap. Hé, daar had ik het eerder over… Terugspoelen!

Een winterslaap, moet heerlijk zijn!  Doe mij maar eentje van begin herfst tot begin lente elk jaar weer. Met een grote gaap sluit ik mijn ogen terwijl de koude dagen, een vat vol regen, een berg vallende bladeren, dwarrelende natte- of stuifsneeuw, vreselijke ijzel en amper weg te denken donkerte aan me voorbijgaan.  Dagenlang snurken en wakker worden als ik al bijna jarig ben. Hieperdepiep hoera! Gebak!

Zo neem ik mij nu voor. Als meneer de ijsbeer dan écht komt,  grijp ik ‘m in zijn nekvel en ga keihard onderhandelen. Hij krijgt zijn chocomel, wordt ik toch alleen maar dik van, in ruil voor zijn winterslaap. Blijkbaar gebruikt hij die niet, want hij is toch hier???
Na die winterslaap heb ik vast minder last van mijn 21.00-09.00 uur-dip.

Zie mij nu ijsberen…


(met dank aan Benjamin!)